Vervoeging van innemen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem in
- jij neemt in
- hij/zij/het neemt in
- wij nemen in
- jullie nemen in
- zij nemen in
Präsens Indikativ
- ich schlinge hinunter
- du schlingst hinunter
- er/sie/es schlingt hinunter
- wir schlingen hinunter
- ihr schlingt hinunter
- sie schlingen hinunter
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam in
- jij nam in
- hij/zij/het nam in
- wij namen in
- jullie namen in
- zij namen in
Präteritum Indikativ
- ich schlang hinunter
- du schlangst hinunter
- er/sie/es schlang hinunter
- wir schlangen hinunter
- ihr schlangt hinunter
- sie schlangen hinunter
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingenomen
- jij hebt ingenomen
- hij/zij/het heeft ingenomen
- wij hebben ingenomen
- jullie hebben ingenomen
- zij hebben ingenomen
Perfekt Indikativ
- ich habe hinuntergeschlungen
- du hast hinuntergeschlungen
- er/sie/es hat hinuntergeschlungen
- wir haben hinuntergeschlungen
- ihr habt hinuntergeschlungen
- sie haben hinuntergeschlungen
Voltooid verleden tijd
- ik had ingenomen
- jij had ingenomen
- hij/zij/het had ingenomen
- wij hadden ingenomen
- jullie hadden ingenomen
- zij hadden ingenomen
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte hinuntergeschlungen
- du hattest hinuntergeschlungen
- er/sie/es hatte hinuntergeschlungen
- wir hatten hinuntergeschlungen
- ihr hattet hinuntergeschlungen
- sie hatten hinuntergeschlungen
Toekomende tijd I
- ik zal innemen
- jij zult innemen
- hij/zij/het zal innemen
- wij zullen innemen
- jullie zullen innemen
- zij zullen innemen
Futur I Indikativ
- ich werde hinunterschlingen
- du wirst hinunterschlingen
- er/sie/es wird hinunterschlingen
- wir werden hinunterschlingen
- ihr werdet hinunterschlingen
- sie werden hinunterschlingen
Toekomende tijd II
- ik zal ingenomen hebben
- jij zult ingenomen hebben
- hij/zij/het zal ingenomen hebben
- wij zullen ingenomen hebben
- jullie zullen ingenomen hebben
- zij zullen ingenomen hebben
Futur II Indikativ
- ich werde hinuntergeschlungen haben
- du wirst hinuntergeschlungen haben
- er/sie/es wird hinuntergeschlungen haben
- wir werden hinuntergeschlungen haben
- ihr werdet hinuntergeschlungen haben
- sie werden hinuntergeschlungen haben
Conditionalis I
- ik zou innemen
- jij zou innemen
- hij/zij/het zou innemen
- wij zouden innemen
- jullie zouden innemen
- zij zouden innemen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde hinunterschlingen
- du würdest hinunterschlingen
- er/sie/es würde hinunterschlingen
- wir würden hinunterschlingen
- ihr würdet hinunterschlingen
- sie würden hinunterschlingen
Conditionalis II
- ik zou hebben ingenomen
- jij zou hebben ingenomen
- hij/zij/het zou hebben ingenomen
- wij zouden hebben ingenomen
- jullie zouden hebben ingenomen
- zij zouden hebben ingenomen
Futur II Konjunktiv II
- ich würde hinuntergeschlungen haben
- du würdest hinuntergeschlungen haben
- er/sie/es würde hinuntergeschlungen haben
- wir würden hinuntergeschlungen haben
- ihr würdet hinuntergeschlungen haben
- sie würden hinuntergeschlungen haben
Imperatief
- jij neem in
- jullie neemt in
Imperativ
- du schling(e) hinunter
- ihr schlingt hinunter