Vervoeging van inzepen

Vertaling: seifen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zeep in
  • jij zeept in
  • hij/zij/het zeept in
  • wij zepen in
  • jullie zepen in
  • zij zepen in

Präsens Indikativ

  • ich seife
  • du seifst
  • er/sie/es seift
  • wir seifen
  • ihr seift
  • sie seifen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zeepte in
  • jij zeepte in
  • hij/zij/het zeepte in
  • wij zeepten in
  • jullie zeepten in
  • zij zeepten in

Präteritum Indikativ

  • ich seifte
  • du seiftest
  • er/sie/es seifte
  • wir seiften
  • ihr seiftet
  • sie seiften

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingezeept
  • jij hebt ingezeept
  • hij/zij/het heeft ingezeept
  • wij hebben ingezeept
  • jullie hebben ingezeept
  • zij hebben ingezeept

Perfekt Indikativ

  • ich habe geseift
  • du hast geseift
  • er/sie/es hat geseift
  • wir haben geseift
  • ihr habt geseift
  • sie haben geseift

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingezeept
  • jij had ingezeept
  • hij/zij/het had ingezeept
  • wij hadden ingezeept
  • jullie hadden ingezeept
  • zij hadden ingezeept

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte geseift
  • du hattest geseift
  • er/sie/es hatte geseift
  • wir hatten geseift
  • ihr hattet geseift
  • sie hatten geseift

Toekomende tijd I

  • ik zal inzepen
  • jij zult inzepen
  • hij/zij/het zal inzepen
  • wij zullen inzepen
  • jullie zullen inzepen
  • zij zullen inzepen

Futur I Indikativ

  • ich werde seifen
  • du wirst seifen
  • er/sie/es wird seifen
  • wir werden seifen
  • ihr werdet seifen
  • sie werden seifen

Toekomende tijd II

  • ik zal ingezeept hebben
  • jij zult ingezeept hebben
  • hij/zij/het zal ingezeept hebben
  • wij zullen ingezeept hebben
  • jullie zullen ingezeept hebben
  • zij zullen ingezeept hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde geseift haben
  • du wirst geseift haben
  • er/sie/es wird geseift haben
  • wir werden geseift haben
  • ihr werdet geseift haben
  • sie werden geseift haben

Conditionalis I

  • ik zou inzepen
  • jij zou inzepen
  • hij/zij/het zou inzepen
  • wij zouden inzepen
  • jullie zouden inzepen
  • zij zouden inzepen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde seifen
  • du würdest seifen
  • er/sie/es würde seifen
  • wir würden seifen
  • ihr würdet seifen
  • sie würden seifen

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingezeept
  • jij zou hebben ingezeept
  • hij/zij/het zou hebben ingezeept
  • wij zouden hebben ingezeept
  • jullie zouden hebben ingezeept
  • zij zouden hebben ingezeept

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde geseift haben
  • du würdest geseift haben
  • er/sie/es würde geseift haben
  • wir würden geseift haben
  • ihr würdet geseift haben
  • sie würden geseift haben

Imperatief

  • jij zeep in
  • jullie zeept in

Imperativ

  • du seif(e)
  • ihr seift

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inzepen