Vervoeging van kantelen

Vertaling: rovesciare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kantel
  • jij kantelt
  • hij/zij/het kantelt
  • wij kantelen
  • jullie kantelen
  • zij kantelen

Presente

  • io rovescio
  • tu rovesci
  • lui/lei/Lei rovescia
  • noi rovesciamo
  • voi/Voi rovesciate
  • loro/Loro rovesciano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kantelde
  • jij kantelde
  • hij/zij/het kantelde
  • wij kantelden
  • jullie kantelden
  • zij kantelden

Imperfetto

  • io rovesciavo
  • tu rovesciavi
  • lui/lei/Lei rovesciava
  • noi rovesciavamo
  • voi/Voi rovesciavate
  • loro/Loro rovesciavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekanteld
  • jij hebt gekanteld
  • hij/zij/het heeft gekanteld
  • wij hebben gekanteld
  • jullie hebben gekanteld
  • zij hebben gekanteld

Passato prossimo

  • io ho rovesciato
  • tu hai rovesciato
  • lui/lei/Lei ha rovesciato
  • noi abbiamo rovesciato
  • voi/Voi avete rovesciato
  • loro/Loro hanno rovesciato

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekanteld
  • jij had gekanteld
  • hij/zij/het had gekanteld
  • wij hadden gekanteld
  • jullie hadden gekanteld
  • zij hadden gekanteld

Trapassato prossimo

  • io avevo rovesciato
  • tu avevi rovesciato
  • lui/lei/Lei aveva rovesciato
  • noi avevamo rovesciato
  • voi/Voi avevate rovesciato
  • loro/Loro avevano rovesciato

Toekomende tijd I

  • ik zal kantelen
  • jij zult kantelen
  • hij/zij/het zal kantelen
  • wij zullen kantelen
  • jullie zullen kantelen
  • zij zullen kantelen

Futuro semplice

  • io rovescerò
  • tu rovescerai
  • lui/lei/Lei rovescerà
  • noi rovesceremo
  • voi/Voi rovescerete
  • loro/Loro rovesceranno

Toekomende tijd II

  • ik zal gekanteld hebben
  • jij zult gekanteld hebben
  • hij/zij/het zal gekanteld hebben
  • wij zullen gekanteld hebben
  • jullie zullen gekanteld hebben
  • zij zullen gekanteld hebben

Futuro anteriore

  • io avrò rovesciato
  • tu avrai rovesciato
  • lui/lei/Lei avrà rovesciato
  • noi avremo rovesciato
  • voi/Voi avrete rovesciato
  • loro/Loro avranno rovesciato

Conditionalis I

  • ik zou kantelen
  • jij zou kantelen
  • hij/zij/het zou kantelen
  • wij zouden kantelen
  • jullie zouden kantelen
  • zij zouden kantelen

Condizionale presente

  • io rovescerei
  • tu rovesceresti
  • lui/lei/Lei rovescerebbe
  • noi rovesceremmo
  • voi/Voi rovescereste
  • loro/Loro rovescerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekanteld
  • jij zou hebben gekanteld
  • hij/zij/het zou hebben gekanteld
  • wij zouden hebben gekanteld
  • jullie zouden hebben gekanteld
  • zij zouden hebben gekanteld

Condizionale passato

  • io avrei rovesciato
  • tu avresti rovesciato
  • lui/lei/Lei avrebbe rovesciato
  • noi avremmo rovesciato
  • voi/Voi avreste rovesciato
  • loro/Loro avrebbero rovesciato

Imperatief

  • jij kantel
  • jullie kantelt

Imperativo

  • tu rovescia
  • voi/Voi rovesciate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van kantelen