Vervoeging van kelen

Vertaling: to throttle

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik keel
  • jij keelt
  • hij/zij/het keelt
  • wij kelen
  • jullie kelen
  • zij kelen

Present

  • I throttle
  • you throttle
  • he/she/it throttles
  • we throttle
  • you throttle
  • they throttle

Onvoltooid verleden tijd

  • ik keelde
  • jij keelde
  • hij/zij/het keelde
  • wij keelden
  • jullie keelden
  • zij keelden

Simple past

  • I throttled
  • you throttled
  • he/she/it throttled
  • we throttled
  • you throttled
  • they throttled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekeeld
  • jij hebt gekeeld
  • hij/zij/het heeft gekeeld
  • wij hebben gekeeld
  • jullie hebben gekeeld
  • zij hebben gekeeld

Present perfect

  • I have throttled
  • you have throttled
  • he/she/it has throttled
  • we have throttled
  • you have throttled
  • they have throttled

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekeeld
  • jij had gekeeld
  • hij/zij/het had gekeeld
  • wij hadden gekeeld
  • jullie hadden gekeeld
  • zij hadden gekeeld

Past perfect

  • I had throttled
  • you had throttled
  • he/she/it had throttled
  • we had throttled
  • you had throttled
  • they had throttled

Toekomende tijd I

  • ik zal kelen
  • jij zult kelen
  • hij/zij/het zal kelen
  • wij zullen kelen
  • jullie zullen kelen
  • zij zullen kelen

Future

  • I will throttle
  • you will throttle
  • he/she/it will throttle
  • we will throttle
  • you will throttle
  • they will throttle

Toekomende tijd II

  • ik zal gekeeld hebben
  • jij zult gekeeld hebben
  • hij/zij/het zal gekeeld hebben
  • wij zullen gekeeld hebben
  • jullie zullen gekeeld hebben
  • zij zullen gekeeld hebben

Future perfect

  • I will have throttled
  • you will have throttled
  • he/she/it will have throttled
  • we will have throttled
  • you will have throttled
  • they will have throttled

Conditionalis I

  • ik zou kelen
  • jij zou kelen
  • hij/zij/het zou kelen
  • wij zouden kelen
  • jullie zouden kelen
  • zij zouden kelen

Conditional present

  • I would throttle
  • you would throttle
  • he/she/it would throttle
  • we would throttle
  • you would throttle
  • they would throttle

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekeeld
  • jij zou hebben gekeeld
  • hij/zij/het zou hebben gekeeld
  • wij zouden hebben gekeeld
  • jullie zouden hebben gekeeld
  • zij zouden hebben gekeeld

Conditional perfect

  • I would have throttled
  • you would have throttled
  • he/she/it would have throttled
  • we would have throttled
  • you would have throttled
  • they would have throttled

Imperatief

  • jij keel
  • jullie keelt

Imperative

  • you throttle
  • you throttle