Vervoeging van klaarspelen
Onbepaalde wijs (infinitief): klaarspelen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik speel klaar
- jij speelt klaar
- hij/zij/het speelt klaar
- wij spelen klaar
- jullie spelen klaar
- zij spelen klaar
Indicativo presente
- yo logro
- tú logras
- él/ella logra
- nosotros logramos
- vosotros lográis
- ellos/ellas logran
Onvoltooid verleden tijd
- ik speelde klaar
- jij speelde klaar
- hij/zij/het speelde klaar
- wij speelden klaar
- jullie speelden klaar
- zij speelden klaar
Indefinido
- yo logré
- tú lograste
- él/ella logró
- nosotros logramos
- vosotros lograsteis
- ellos/ellas lograron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb klaargespeeld
- jij hebt klaargespeeld
- hij/zij/het heeft klaargespeeld
- wij hebben klaargespeeld
- jullie hebben klaargespeeld
- zij hebben klaargespeeld
Pretérito perfecto compuesto
- yo he logrado
- tú has logrado
- él/ella ha logrado
- nosotros hemos logrado
- vosotros habéis logrado
- ellos/ellas han logrado
Voltooid verleden tijd
- ik had klaargespeeld
- jij had klaargespeeld
- hij/zij/het had klaargespeeld
- wij hadden klaargespeeld
- jullie hadden klaargespeeld
- zij hadden klaargespeeld
Pluscuamperfecto
- yo había logrado
- tú habías logrado
- él/ella había logrado
- nosotros habíamos logrado
- vosotros habíais logrado
- ellos/ellas habían logrado
Toekomende tijd I
- ik zal klaarspelen
- jij zult klaarspelen
- hij/zij/het zal klaarspelen
- wij zullen klaarspelen
- jullie zullen klaarspelen
- zij zullen klaarspelen
Futuro I
- yo lograré
- tú lograrás
- él/ella logrará
- nosotros lograremos
- vosotros lograréis
- ellos/ellas lograrán
Toekomende tijd II
- ik zal klaargespeeld hebben
- jij zult klaargespeeld hebben
- hij/zij/het zal klaargespeeld hebben
- wij zullen klaargespeeld hebben
- jullie zullen klaargespeeld hebben
- zij zullen klaargespeeld hebben
Futuro perfecto
- yo habré logrado
- tú habrás logrado
- él/ella habrá logrado
- nosotros habremos logrado
- vosotros habréis logrado
- ellos/ellas habrán logrado
Conditionalis I
- ik zou klaarspelen
- jij zou klaarspelen
- hij/zij/het zou klaarspelen
- wij zouden klaarspelen
- jullie zouden klaarspelen
- zij zouden klaarspelen
Condicional
- yo lograría
- tú lograrías
- él/ella lograría
- nosotros lograríamos
- vosotros lograríais
- ellos/ellas lograrían
Conditionalis II
- ik zou hebben klaargespeeld
- jij zou hebben klaargespeeld
- hij/zij/het zou hebben klaargespeeld
- wij zouden hebben klaargespeeld
- jullie zouden hebben klaargespeeld
- zij zouden hebben klaargespeeld
Condicional perfecto
- yo habría logrado
- tú habrías logrado
- él/ella habría logrado
- nosotros habríamos logrado
- vosotros habríais logrado
- ellos/ellas habrían logrado
Imperatief
- jij speel klaar
- jullie speelt klaar
Imperativo presente
- tú logra
- vosotros lograd