Vervoeging van kladschilderen

Onbepaalde wijs (infinitief): kladschilderen

Vertaling: barbouiller

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kladschilder
  • jij kladschildert
  • hij/zij/het kladschildert
  • wij kladschilderen
  • jullie kladschilderen
  • zij kladschilderen

Présent

  • je barbouille
  • tu barbouilles
  • il/elle barbouille
  • nous barbouillons
  • vous barbouillez
  • ils/elles barbouillent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kladschilderde
  • jij kladschilderde
  • hij/zij/het kladschilderde
  • wij kladschilderden
  • jullie kladschilderden
  • zij kladschilderden

Indicatif imparfait

  • je barbouillais
  • tu barbouillais
  • il/elle barbouillait
  • nous barbouillions
  • vous barbouilliez
  • ils/elles barbouillaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekladschilderd
  • jij hebt gekladschilderd
  • hij/zij/het heeft gekladschilderd
  • wij hebben gekladschilderd
  • jullie hebben gekladschilderd
  • zij hebben gekladschilderd

Indicatif passé composé

  • j'ai barbouillé
  • tu as barbouillé
  • il/elle a barbouillé
  • nous avons barbouillé
  • vous avez barbouillé
  • ils/elles ont barbouillé

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekladschilderd
  • jij had gekladschilderd
  • hij/zij/het had gekladschilderd
  • wij hadden gekladschilderd
  • jullie hadden gekladschilderd
  • zij hadden gekladschilderd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais barbouillé
  • tu avais barbouillé
  • il/elle avait barbouillé
  • nous avions barbouillé
  • vous aviez barbouillé
  • ils/elles avaient barbouillé

Toekomende tijd I

  • ik zal kladschilderen
  • jij zult kladschilderen
  • hij/zij/het zal kladschilderen
  • wij zullen kladschilderen
  • jullie zullen kladschilderen
  • zij zullen kladschilderen

Indicatif futur

  • je barbouillerai
  • tu barbouilleras
  • il/elle barbouillera
  • nous barbouillerons
  • vous barbouillerez
  • ils/elles barbouilleront

Toekomende tijd II

  • ik zal gekladschilderd hebben
  • jij zult gekladschilderd hebben
  • hij/zij/het zal gekladschilderd hebben
  • wij zullen gekladschilderd hebben
  • jullie zullen gekladschilderd hebben
  • zij zullen gekladschilderd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai barbouillé
  • tu auras barbouillé
  • il/elle aura barbouillé
  • nous aurons barbouillé
  • vous aurez barbouillé
  • ils/elles auront barbouillé

Conditionalis I

  • ik zou kladschilderen
  • jij zou kladschilderen
  • hij/zij/het zou kladschilderen
  • wij zouden kladschilderen
  • jullie zouden kladschilderen
  • zij zouden kladschilderen

Conditionnel présent

  • je barbouillerais
  • tu barbouillerais
  • il/elle barbouillerait
  • nous barbouillerions
  • vous barbouilleriez
  • ils/elles barbouilleraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekladschilderd
  • jij zou hebben gekladschilderd
  • hij/zij/het zou hebben gekladschilderd
  • wij zouden hebben gekladschilderd
  • jullie zouden hebben gekladschilderd
  • zij zouden hebben gekladschilderd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais barbouillé
  • tu aurais barbouillé
  • il/elle aurait barbouillé
  • nous aurions barbouillé
  • vous auriez barbouillé
  • ils/elles auraient barbouillé

Imperatief

  • jij kladschilder
  • jullie kladschildert

Impératif

  • tu barbouille
  • vous barbouillez