Vervoeging van koperen

Vertaling: to copper

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik koper
  • jij kopert
  • hij/zij/het kopert
  • wij koperen
  • jullie koperen
  • zij koperen

Present

  • I copper
  • you copper
  • he/she/it coppers
  • we copper
  • you copper
  • they copper

Onvoltooid verleden tijd

  • ik koperde
  • jij koperde
  • hij/zij/het koperde
  • wij koperden
  • jullie koperden
  • zij koperden

Simple past

  • I coppered
  • you coppered
  • he/she/it coppered
  • we coppered
  • you coppered
  • they coppered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekoperd
  • jij hebt gekoperd
  • hij/zij/het heeft gekoperd
  • wij hebben gekoperd
  • jullie hebben gekoperd
  • zij hebben gekoperd

Present perfect

  • I have coppered
  • you have coppered
  • he/she/it has coppered
  • we have coppered
  • you have coppered
  • they have coppered

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekoperd
  • jij had gekoperd
  • hij/zij/het had gekoperd
  • wij hadden gekoperd
  • jullie hadden gekoperd
  • zij hadden gekoperd

Past perfect

  • I had coppered
  • you had coppered
  • he/she/it had coppered
  • we had coppered
  • you had coppered
  • they had coppered

Toekomende tijd I

  • ik zal koperen
  • jij zult koperen
  • hij/zij/het zal koperen
  • wij zullen koperen
  • jullie zullen koperen
  • zij zullen koperen

Future

  • I will copper
  • you will copper
  • he/she/it will copper
  • we will copper
  • you will copper
  • they will copper

Toekomende tijd II

  • ik zal gekoperd hebben
  • jij zult gekoperd hebben
  • hij/zij/het zal gekoperd hebben
  • wij zullen gekoperd hebben
  • jullie zullen gekoperd hebben
  • zij zullen gekoperd hebben

Future perfect

  • I will have coppered
  • you will have coppered
  • he/she/it will have coppered
  • we will have coppered
  • you will have coppered
  • they will have coppered

Conditionalis I

  • ik zou koperen
  • jij zou koperen
  • hij/zij/het zou koperen
  • wij zouden koperen
  • jullie zouden koperen
  • zij zouden koperen

Conditional present

  • I would copper
  • you would copper
  • he/she/it would copper
  • we would copper
  • you would copper
  • they would copper

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekoperd
  • jij zou hebben gekoperd
  • hij/zij/het zou hebben gekoperd
  • wij zouden hebben gekoperd
  • jullie zouden hebben gekoperd
  • zij zouden hebben gekoperd

Conditional perfect

  • I would have coppered
  • you would have coppered
  • he/she/it would have coppered
  • we would have coppered
  • you would have coppered
  • they would have coppered

Imperatief

  • jij koper
  • jullie kopert

Imperative

  • you copper
  • you copper

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van koperen