Vervoeging van lend
Onbepaalde wijs (infinitief): to lend
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it lends
- they lend
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het staat open
- zij staan open
Simple past
- he/she/it lent
- they lent
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het stond open
- zij stonden open
Present perfect
- he/she/it has lent
- they have lent
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft opengestaan
- zij hebben opengestaan
Past perfect
- he/she/it had lent
- they had lent
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had opengestaan
- zij hadden opengestaan
Future
- he/she/it will lend
- they will lend
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal openstaan
- zij zult openstaan
Future perfect
- he/she/it will have lent
- they will have lent
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal opengestaan hebben
- zij zult opengestaan hebben
Conditional present
- he/she/it would lend
- they would lend
Conditionalis I
- hij/zij/het zal openstaan
- zij zullen openstaan
Conditional perfect
- he/she/it would have lent
- they would have lent
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben opengestaan
- zij zullen hebben opengestaan