Vervoeging van liegen

Vertaling: mentire

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik lieg
  • jij liegt
  • hij/zij/het liegt
  • wij liegen
  • jullie liegen
  • zij liegen

Presente

  • io mento
  • tu menti
  • lui/lei/Lei mente
  • noi mentiamo
  • voi/Voi mentite
  • loro/Loro mentono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik loog
  • jij loog
  • hij/zij/het loog
  • wij logen
  • jullie logen
  • zij logen

Imperfetto

  • io mentivo
  • tu mentivi
  • lui/lei/Lei mentiva
  • noi mentivamo
  • voi/Voi mentivate
  • loro/Loro mentivano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gelogen
  • jij hebt gelogen
  • hij/zij/het heeft gelogen
  • wij hebben gelogen
  • jullie hebben gelogen
  • zij hebben gelogen

Passato prossimo

  • io ho mentito
  • tu hai mentito
  • lui/lei/Lei ha mentito
  • noi abbiamo mentito
  • voi/Voi avete mentito
  • loro/Loro hanno mentito

Voltooid verleden tijd

  • ik had gelogen
  • jij had gelogen
  • hij/zij/het had gelogen
  • wij hadden gelogen
  • jullie hadden gelogen
  • zij hadden gelogen

Trapassato prossimo

  • io avevo mentito
  • tu avevi mentito
  • lui/lei/Lei aveva mentito
  • noi avevamo mentito
  • voi/Voi avevate mentito
  • loro/Loro avevano mentito

Toekomende tijd I

  • ik zal liegen
  • jij zult liegen
  • hij/zij/het zal liegen
  • wij zullen liegen
  • jullie zullen liegen
  • zij zullen liegen

Futuro semplice

  • io mentirò
  • tu mentirai
  • lui/lei/Lei mentirà
  • noi mentiremo
  • voi/Voi mentirete
  • loro/Loro mentiranno

Toekomende tijd II

  • ik zal gelogen hebben
  • jij zult gelogen hebben
  • hij/zij/het zal gelogen hebben
  • wij zullen gelogen hebben
  • jullie zullen gelogen hebben
  • zij zullen gelogen hebben

Futuro anteriore

  • io avrò mentito
  • tu avrai mentito
  • lui/lei/Lei avrà mentito
  • noi avremo mentito
  • voi/Voi avrete mentito
  • loro/Loro avranno mentito

Conditionalis I

  • ik zou liegen
  • jij zou liegen
  • hij/zij/het zou liegen
  • wij zouden liegen
  • jullie zouden liegen
  • zij zouden liegen

Condizionale presente

  • io mentirei
  • tu mentiresti
  • lui/lei/Lei mentirebbe
  • noi mentiremmo
  • voi/Voi mentireste
  • loro/Loro mentirebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben gelogen
  • jij zou hebben gelogen
  • hij/zij/het zou hebben gelogen
  • wij zouden hebben gelogen
  • jullie zouden hebben gelogen
  • zij zouden hebben gelogen

Condizionale passato

  • io avrei mentito
  • tu avresti mentito
  • lui/lei/Lei avrebbe mentito
  • noi avremmo mentito
  • voi/Voi avreste mentito
  • loro/Loro avrebbero mentito

Imperatief

  • jij lieg
  • jullie liegt

Imperativo

  • tu menti
  • voi/Voi mentite

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van liegen