Vervoeging van logenstraffen

Onbepaalde wijs (infinitief): logenstraffen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik logenstraf
  • jij logenstraft
  • hij/zij/het logenstraft
  • wij logenstraffen
  • jullie logenstraffen
  • zij logenstraffen

Present

  • I contradict
  • you contradict
  • he/she/it contradicts
  • we contradict
  • you contradict
  • they contradict

Onvoltooid verleden tijd

  • ik logenstrafte
  • jij logenstrafte
  • hij/zij/het logenstrafte
  • wij logenstraften
  • jullie logenstraften
  • zij logenstraften

Simple past

  • I contradicted
  • you contradicted
  • he/she/it contradicted
  • we contradicted
  • you contradicted
  • they contradicted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gelogenstraft
  • jij hebt gelogenstraft
  • hij/zij/het heeft gelogenstraft
  • wij hebben gelogenstraft
  • jullie hebben gelogenstraft
  • zij hebben gelogenstraft

Present perfect

  • I have contradicted
  • you have contradicted
  • he/she/it has contradicted
  • we have contradicted
  • you have contradicted
  • they have contradicted

Voltooid verleden tijd

  • ik had gelogenstraft
  • jij had gelogenstraft
  • hij/zij/het had gelogenstraft
  • wij hadden gelogenstraft
  • jullie hadden gelogenstraft
  • zij hadden gelogenstraft

Past perfect

  • I had contradicted
  • you had contradicted
  • he/she/it had contradicted
  • we had contradicted
  • you had contradicted
  • they had contradicted

Toekomende tijd I

  • ik zal logenstraffen
  • jij zult logenstraffen
  • hij/zij/het zal logenstraffen
  • wij zullen logenstraffen
  • jullie zullen logenstraffen
  • zij zullen logenstraffen

Future

  • I will contradict
  • you will contradict
  • he/she/it will contradict
  • we will contradict
  • you will contradict
  • they will contradict

Toekomende tijd II

  • ik zal gelogenstraft hebben
  • jij zult gelogenstraft hebben
  • hij/zij/het zal gelogenstraft hebben
  • wij zullen gelogenstraft hebben
  • jullie zullen gelogenstraft hebben
  • zij zullen gelogenstraft hebben

Future perfect

  • I will have contradicted
  • you will have contradicted
  • he/she/it will have contradicted
  • we will have contradicted
  • you will have contradicted
  • they will have contradicted

Conditionalis I

  • ik zou logenstraffen
  • jij zou logenstraffen
  • hij/zij/het zou logenstraffen
  • wij zouden logenstraffen
  • jullie zouden logenstraffen
  • zij zouden logenstraffen

Conditional present

  • I would contradict
  • you would contradict
  • he/she/it would contradict
  • we would contradict
  • you would contradict
  • they would contradict

Conditionalis II

  • ik zou hebben gelogenstraft
  • jij zou hebben gelogenstraft
  • hij/zij/het zou hebben gelogenstraft
  • wij zouden hebben gelogenstraft
  • jullie zouden hebben gelogenstraft
  • zij zouden hebben gelogenstraft

Conditional perfect

  • I would have contradicted
  • you would have contradicted
  • he/she/it would have contradicted
  • we would have contradicted
  • you would have contradicted
  • they would have contradicted

Imperatief

  • jij logenstraf
  • jullie logenstraft

Imperative

  • you contradict
  • you contradict

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van logenstraffen