Vervoeging van maaien
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik maai
- jij maait
- hij/zij/het maait
- wij maaien
- jullie maaien
- zij maaien
Präsens Indikativ
- ich raffe weg
- du raffst weg
- er/sie/es rafft weg
- wir raffen weg
- ihr rafft weg
- sie raffen weg
Onvoltooid verleden tijd
- ik maaide
- jij maaide
- hij/zij/het maaide
- wij maaiden
- jullie maaiden
- zij maaiden
Präteritum Indikativ
- ich raffte weg
- du rafftest weg
- er/sie/es raffte weg
- wir rafften weg
- ihr rafftet weg
- sie rafften weg
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemaaid
- jij hebt gemaaid
- hij/zij/het heeft gemaaid
- wij hebben gemaaid
- jullie hebben gemaaid
- zij hebben gemaaid
Perfekt Indikativ
- ich habe weggerafft
- du hast weggerafft
- er/sie/es hat weggerafft
- wir haben weggerafft
- ihr habt weggerafft
- sie haben weggerafft
Voltooid verleden tijd
- ik had gemaaid
- jij had gemaaid
- hij/zij/het had gemaaid
- wij hadden gemaaid
- jullie hadden gemaaid
- zij hadden gemaaid
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte weggerafft
- du hattest weggerafft
- er/sie/es hatte weggerafft
- wir hatten weggerafft
- ihr hattet weggerafft
- sie hatten weggerafft
Toekomende tijd I
- ik zal maaien
- jij zult maaien
- hij/zij/het zal maaien
- wij zullen maaien
- jullie zullen maaien
- zij zullen maaien
Futur I Indikativ
- ich werde wegraffen
- du wirst wegraffen
- er/sie/es wird wegraffen
- wir werden wegraffen
- ihr werdet wegraffen
- sie werden wegraffen
Toekomende tijd II
- ik zal gemaaid hebben
- jij zult gemaaid hebben
- hij/zij/het zal gemaaid hebben
- wij zullen gemaaid hebben
- jullie zullen gemaaid hebben
- zij zullen gemaaid hebben
Futur II Indikativ
- ich werde weggerafft haben
- du wirst weggerafft haben
- er/sie/es wird weggerafft haben
- wir werden weggerafft haben
- ihr werdet weggerafft haben
- sie werden weggerafft haben
Conditionalis I
- ik zou maaien
- jij zou maaien
- hij/zij/het zou maaien
- wij zouden maaien
- jullie zouden maaien
- zij zouden maaien
Futur I Konjunktiv II
- ich würde wegraffen
- du würdest wegraffen
- er/sie/es würde wegraffen
- wir würden wegraffen
- ihr würdet wegraffen
- sie würden wegraffen
Conditionalis II
- ik zou hebben gemaaid
- jij zou hebben gemaaid
- hij/zij/het zou hebben gemaaid
- wij zouden hebben gemaaid
- jullie zouden hebben gemaaid
- zij zouden hebben gemaaid
Futur II Konjunktiv II
- ich würde weggerafft haben
- du würdest weggerafft haben
- er/sie/es würde weggerafft haben
- wir würden weggerafft haben
- ihr würdet weggerafft haben
- sie würden weggerafft haben
Imperatief
- jij maai
- jullie maait
Imperativ
- du raff(e) weg
- ihr rafft weg