Vervoeging van manen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik maan
  • jij maant
  • hij/zij/het maant
  • wij manen
  • jullie manen
  • zij manen

Präsens Indikativ

  • ich verwarne
  • du verwarnst
  • er/sie/es verwarnt
  • wir verwarnen
  • ihr verwarnt
  • sie verwarnen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik maande
  • jij maande
  • hij/zij/het maande
  • wij maanden
  • jullie maanden
  • zij maanden

Präteritum Indikativ

  • ich verwarnte
  • du verwarntest
  • er/sie/es verwarnte
  • wir verwarnten
  • ihr verwarntet
  • sie verwarnten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemaand
  • jij hebt gemaand
  • hij/zij/het heeft gemaand
  • wij hebben gemaand
  • jullie hebben gemaand
  • zij hebben gemaand

Perfekt Indikativ

  • ich habe verwarnt
  • du hast verwarnt
  • er/sie/es hat verwarnt
  • wir haben verwarnt
  • ihr habt verwarnt
  • sie haben verwarnt

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemaand
  • jij had gemaand
  • hij/zij/het had gemaand
  • wij hadden gemaand
  • jullie hadden gemaand
  • zij hadden gemaand

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte verwarnt
  • du hattest verwarnt
  • er/sie/es hatte verwarnt
  • wir hatten verwarnt
  • ihr hattet verwarnt
  • sie hatten verwarnt

Toekomende tijd I

  • ik zal manen
  • jij zult manen
  • hij/zij/het zal manen
  • wij zullen manen
  • jullie zullen manen
  • zij zullen manen

Futur I Indikativ

  • ich werde verwarnen
  • du wirst verwarnen
  • er/sie/es wird verwarnen
  • wir werden verwarnen
  • ihr werdet verwarnen
  • sie werden verwarnen

Toekomende tijd II

  • ik zal gemaand hebben
  • jij zult gemaand hebben
  • hij/zij/het zal gemaand hebben
  • wij zullen gemaand hebben
  • jullie zullen gemaand hebben
  • zij zullen gemaand hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde verwarnt haben
  • du wirst verwarnt haben
  • er/sie/es wird verwarnt haben
  • wir werden verwarnt haben
  • ihr werdet verwarnt haben
  • sie werden verwarnt haben

Conditionalis I

  • ik zou manen
  • jij zou manen
  • hij/zij/het zou manen
  • wij zouden manen
  • jullie zouden manen
  • zij zouden manen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde verwarnen
  • du würdest verwarnen
  • er/sie/es würde verwarnen
  • wir würden verwarnen
  • ihr würdet verwarnen
  • sie würden verwarnen

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemaand
  • jij zou hebben gemaand
  • hij/zij/het zou hebben gemaand
  • wij zouden hebben gemaand
  • jullie zouden hebben gemaand
  • zij zouden hebben gemaand

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde verwarnt haben
  • du würdest verwarnt haben
  • er/sie/es würde verwarnt haben
  • wir würden verwarnt haben
  • ihr würdet verwarnt haben
  • sie würden verwarnt haben

Imperatief

  • jij maan
  • jullie maant

Imperativ

  • du verwarn(e)
  • ihr verwarnt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van manen