Vervoeging van manen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik maan
- jij maant
- hij/zij/het maant
- wij manen
- jullie manen
- zij manen
Present
- I admonish
- you admonish
- he/she/it admonishes
- we admonish
- you admonish
- they admonish
Onvoltooid verleden tijd
- ik maande
- jij maande
- hij/zij/het maande
- wij maanden
- jullie maanden
- zij maanden
Simple past
- I admonished
- you admonished
- he/she/it admonished
- we admonished
- you admonished
- they admonished
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemaand
- jij hebt gemaand
- hij/zij/het heeft gemaand
- wij hebben gemaand
- jullie hebben gemaand
- zij hebben gemaand
Present perfect
- I have admonished
- you have admonished
- he/she/it has admonished
- we have admonished
- you have admonished
- they have admonished
Voltooid verleden tijd
- ik had gemaand
- jij had gemaand
- hij/zij/het had gemaand
- wij hadden gemaand
- jullie hadden gemaand
- zij hadden gemaand
Past perfect
- I had admonished
- you had admonished
- he/she/it had admonished
- we had admonished
- you had admonished
- they had admonished
Toekomende tijd I
- ik zal manen
- jij zult manen
- hij/zij/het zal manen
- wij zullen manen
- jullie zullen manen
- zij zullen manen
Future
- I will admonish
- you will admonish
- he/she/it will admonish
- we will admonish
- you will admonish
- they will admonish
Toekomende tijd II
- ik zal gemaand hebben
- jij zult gemaand hebben
- hij/zij/het zal gemaand hebben
- wij zullen gemaand hebben
- jullie zullen gemaand hebben
- zij zullen gemaand hebben
Future perfect
- I will have admonished
- you will have admonished
- he/she/it will have admonished
- we will have admonished
- you will have admonished
- they will have admonished
Conditionalis I
- ik zou manen
- jij zou manen
- hij/zij/het zou manen
- wij zouden manen
- jullie zouden manen
- zij zouden manen
Conditional present
- I would admonish
- you would admonish
- he/she/it would admonish
- we would admonish
- you would admonish
- they would admonish
Conditionalis II
- ik zou hebben gemaand
- jij zou hebben gemaand
- hij/zij/het zou hebben gemaand
- wij zouden hebben gemaand
- jullie zouden hebben gemaand
- zij zouden hebben gemaand
Conditional perfect
- I would have admonished
- you would have admonished
- he/she/it would have admonished
- we would have admonished
- you would have admonished
- they would have admonished
Imperatief
- jij maan
- jullie maant
Imperative
- you admonish
- you admonish