Vervoeging van marshal

Engels

Nederlands

Present

  • I marshal
  • you marshal
  • he/she/it marshals
  • we marshal
  • you marshal
  • they marshal

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik roep bijeen
  • jij roept bijeen
  • hij/zij/het roept bijeen
  • wij roepen bijeen
  • jullie roepen bijeen
  • zij roepen bijeen

Simple past

  • I marshalled
  • you marshalled
  • he/she/it marshalled
  • we marshalled
  • you marshalled
  • they marshalled

Onvoltooid verleden tijd

  • ik riep bijeen
  • jij riep bijeen
  • hij/zij/het riep bijeen
  • wij riepen bijeen
  • jullie riepen bijeen
  • zij riepen bijeen

Present perfect

  • I have marshalled
  • you have marshalled
  • he/she/it has marshalled
  • we have marshalled
  • you have marshalled
  • they have marshalled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bijeengeroepen
  • jij hebt bijeengeroepen
  • hij/zij/het heeft bijeengeroepen
  • wij hebben bijeengeroepen
  • jullie hebben bijeengeroepen
  • zij hebben bijeengeroepen

Past perfect

  • I had marshalled
  • you had marshalled
  • he/she/it had marshalled
  • we had marshalled
  • you had marshalled
  • they had marshalled

Voltooid verleden tijd

  • ik had bijeengeroepen
  • jij had bijeengeroepen
  • hij/zij/het had bijeengeroepen
  • wij hadden bijeengeroepen
  • jullie hadden bijeengeroepen
  • zij hadden bijeengeroepen

Future

  • I will marshal
  • you will marshal
  • he/she/it will marshal
  • we will marshal
  • you will marshal
  • they will marshal

Toekomende tijd I

  • ik zal bijeenroepen
  • jij zult bijeenroepen
  • hij/zij/het zal bijeenroepen
  • wij zullen bijeenroepen
  • jullie zullen bijeenroepen
  • zij zullen bijeenroepen

Future perfect

  • I will have marshalled
  • you will have marshalled
  • he/she/it will have marshalled
  • we will have marshalled
  • you will have marshalled
  • they will have marshalled

Toekomende tijd II

  • ik zal bijeengeroepen hebben
  • jij zult bijeengeroepen hebben
  • hij/zij/het zal bijeengeroepen hebben
  • wij zullen bijeengeroepen hebben
  • jullie zullen bijeengeroepen hebben
  • zij zullen bijeengeroepen hebben

Conditional present

  • I would marshal
  • you would marshal
  • he/she/it would marshal
  • we would marshal
  • you would marshal
  • they would marshal

Conditionalis I

  • ik zou bijeenroepen
  • jij zou bijeenroepen
  • hij/zij/het zou bijeenroepen
  • wij zouden bijeenroepen
  • jullie zouden bijeenroepen
  • zij zouden bijeenroepen

Conditional perfect

  • I would have marshalled
  • you would have marshalled
  • he/she/it would have marshalled
  • we would have marshalled
  • you would have marshalled
  • they would have marshalled

Conditionalis II

  • ik zou hebben bijeengeroepen
  • jij zou hebben bijeengeroepen
  • hij/zij/het zou hebben bijeengeroepen
  • wij zouden hebben bijeengeroepen
  • jullie zouden hebben bijeengeroepen
  • zij zouden hebben bijeengeroepen

Imperative

  • you marshal
  • you marshal

Imperatief

  • jij roep bijeen
  • jullie roept bijeen

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van marshal