Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it meditates
  • they meditate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het weerschijnt
  • zij weerschijnen

Simple past

  • he/she/it meditated
  • they meditated

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het weerscheen
  • zij weerschenen

Present perfect

  • he/she/it has meditated
  • they have meditated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft weerschenen
  • zij hebben weerschenen

Past perfect

  • he/she/it had meditated
  • they had meditated

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had weerschenen
  • zij hadden weerschenen

Future

  • he/she/it will meditate
  • they will meditate

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal weerschijnen
  • zij zult weerschijnen

Future perfect

  • he/she/it will have meditated
  • they will have meditated

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal weerschenen hebben
  • zij zult weerschenen hebben

Conditional present

  • he/she/it would meditate
  • they would meditate

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal weerschijnen
  • zij zullen weerschijnen

Conditional perfect

  • he/she/it would have meditated
  • they would have meditated

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben weerschenen
  • zij zullen hebben weerschenen

Verwijzingen

Bekijk 11 definitie(s) van meditate