Vervoeging van meedingen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ding mee
  • jij dingt mee
  • hij/zij/het dingt mee
  • wij dingen mee
  • jullie dingen mee
  • zij dingen mee

Indicativo presente

  • yo compito
  • compites
  • él/ella compite
  • nosotros competimos
  • vosotros competís
  • ellos/ellas compiten

Onvoltooid verleden tijd

  • ik dong mee
  • jij dong mee
  • hij/zij/het dong mee
  • wij dongen mee
  • jullie dongen mee
  • zij dongen mee

Indefinido

  • yo competí
  • competiste
  • él/ella compitió
  • nosotros competimos
  • vosotros competisteis
  • ellos/ellas compitieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb meegedongen
  • jij hebt meegedongen
  • hij/zij/het heeft meegedongen
  • wij hebben meegedongen
  • jullie hebben meegedongen
  • zij hebben meegedongen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he competido
  • has competido
  • él/ella ha competido
  • nosotros hemos competido
  • vosotros habéis competido
  • ellos/ellas han competido

Voltooid verleden tijd

  • ik had meegedongen
  • jij had meegedongen
  • hij/zij/het had meegedongen
  • wij hadden meegedongen
  • jullie hadden meegedongen
  • zij hadden meegedongen

Pluscuamperfecto

  • yo había competido
  • habías competido
  • él/ella había competido
  • nosotros habíamos competido
  • vosotros habíais competido
  • ellos/ellas habían competido

Toekomende tijd I

  • ik zal meedingen
  • jij zult meedingen
  • hij/zij/het zal meedingen
  • wij zullen meedingen
  • jullie zullen meedingen
  • zij zullen meedingen

Futuro I

  • yo competiré
  • competirás
  • él/ella competirá
  • nosotros competiremos
  • vosotros competiréis
  • ellos/ellas competirán

Toekomende tijd II

  • ik zal meegedongen hebben
  • jij zult meegedongen hebben
  • hij/zij/het zal meegedongen hebben
  • wij zullen meegedongen hebben
  • jullie zullen meegedongen hebben
  • zij zullen meegedongen hebben

Futuro perfecto

  • yo habré competido
  • habrás competido
  • él/ella habrá competido
  • nosotros habremos competido
  • vosotros habréis competido
  • ellos/ellas habrán competido

Conditionalis I

  • ik zou meedingen
  • jij zou meedingen
  • hij/zij/het zou meedingen
  • wij zouden meedingen
  • jullie zouden meedingen
  • zij zouden meedingen

Condicional

  • yo competiría
  • competirías
  • él/ella competiría
  • nosotros competiríamos
  • vosotros competiríais
  • ellos/ellas competirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben meegedongen
  • jij zou hebben meegedongen
  • hij/zij/het zou hebben meegedongen
  • wij zouden hebben meegedongen
  • jullie zouden hebben meegedongen
  • zij zouden hebben meegedongen

Condicional perfecto

  • yo habría competido
  • habrías competido
  • él/ella habría competido
  • nosotros habríamos competido
  • vosotros habríais competido
  • ellos/ellas habrían competido

Imperatief

  • jij ding mee
  • jullie dingt mee

Imperativo presente

  • compite
  • vosotros competid

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van meedingen