Vervoeging van memoriseren
Onbepaalde wijs (infinitief): memoriseren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik memoriseer
- jij memoriseert
- hij/zij/het memoriseert
- wij memoriseren
- jullie memoriseren
- zij memoriseren
Präsens Indikativ
- ich falle ein
- du fällst ein
- er/sie/es fällt ein
- wir fallen ein
- ihr fallt ein
- sie fallen ein
Onvoltooid verleden tijd
- ik memoriseerde
- jij memoriseerde
- hij/zij/het memoriseerde
- wij memoriseerden
- jullie memoriseerden
- zij memoriseerden
Präteritum Indikativ
- ich fiel ein
- du fielst ein
- er/sie/es fiel ein
- wir fielen ein
- ihr fielt ein
- sie fielen ein
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gememoriseerd
- jij hebt gememoriseerd
- hij/zij/het heeft gememoriseerd
- wij hebben gememoriseerd
- jullie hebben gememoriseerd
- zij hebben gememoriseerd
Perfekt Indikativ
- ich bin eingefallen
- du bist eingefallen
- er/sie/es ist eingefallen
- wir sind eingefallen
- ihr seid eingefallen
- sie sind eingefallen
Voltooid verleden tijd
- ik had gememoriseerd
- jij had gememoriseerd
- hij/zij/het had gememoriseerd
- wij hadden gememoriseerd
- jullie hadden gememoriseerd
- zij hadden gememoriseerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich war eingefallen
- du warst eingefallen
- er/sie/es war eingefallen
- wir waren eingefallen
- ihr wart eingefallen
- sie waren eingefallen
Toekomende tijd I
- ik zal memoriseren
- jij zult memoriseren
- hij/zij/het zal memoriseren
- wij zullen memoriseren
- jullie zullen memoriseren
- zij zullen memoriseren
Futur I Indikativ
- ich werde einfallen
- du wirst einfallen
- er/sie/es wird einfallen
- wir werden einfallen
- ihr werdet einfallen
- sie werden einfallen
Toekomende tijd II
- ik zal gememoriseerd hebben
- jij zult gememoriseerd hebben
- hij/zij/het zal gememoriseerd hebben
- wij zullen gememoriseerd hebben
- jullie zullen gememoriseerd hebben
- zij zullen gememoriseerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde eingefallen sein
- du wirst eingefallen sein
- er/sie/es wird eingefallen sein
- wir werden eingefallen sein
- ihr werdet eingefallen sein
- sie werden eingefallen sein
Conditionalis I
- ik zou memoriseren
- jij zou memoriseren
- hij/zij/het zou memoriseren
- wij zouden memoriseren
- jullie zouden memoriseren
- zij zouden memoriseren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde einfallen
- du würdest einfallen
- er/sie/es würde einfallen
- wir würden einfallen
- ihr würdet einfallen
- sie würden einfallen
Conditionalis II
- ik zou hebben gememoriseerd
- jij zou hebben gememoriseerd
- hij/zij/het zou hebben gememoriseerd
- wij zouden hebben gememoriseerd
- jullie zouden hebben gememoriseerd
- zij zouden hebben gememoriseerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde eingefallen sein
- du würdest eingefallen sein
- er/sie/es würde eingefallen sein
- wir würden eingefallen sein
- ihr würdet eingefallen sein
- sie würden eingefallen sein
Imperatief
- jij memoriseer
- jullie memoriseert
Imperativ
- du fall(e) ein
- ihr fallt ein