Vervoeging van migrate

Engels

Nederlands

Present

  • I migrate
  • you migrate
  • he/she/it migrates
  • we migrate
  • you migrate
  • they migrate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik trek rond
  • jij trekt rond
  • hij/zij/het trekt rond
  • wij trekken rond
  • jullie trekken rond
  • zij trekken rond

Simple past

  • I migrated
  • you migrated
  • he/she/it migrated
  • we migrated
  • you migrated
  • they migrated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik trok rond
  • jij trok rond
  • hij/zij/het trok rond
  • wij trokken rond
  • jullie trokken rond
  • zij trokken rond

Present perfect

  • I have migrated
  • you have migrated
  • he/she/it has migrated
  • we have migrated
  • you have migrated
  • they have migrated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb rondgetrokken
  • jij hebt rondgetrokken
  • hij/zij/het heeft rondgetrokken
  • wij hebben rondgetrokken
  • jullie hebben rondgetrokken
  • zij hebben rondgetrokken

Past perfect

  • I had migrated
  • you had migrated
  • he/she/it had migrated
  • we had migrated
  • you had migrated
  • they had migrated

Voltooid verleden tijd

  • ik had rondgetrokken
  • jij had rondgetrokken
  • hij/zij/het had rondgetrokken
  • wij hadden rondgetrokken
  • jullie hadden rondgetrokken
  • zij hadden rondgetrokken

Future

  • I will migrate
  • you will migrate
  • he/she/it will migrate
  • we will migrate
  • you will migrate
  • they will migrate

Toekomende tijd I

  • ik zal rondtrekken
  • jij zult rondtrekken
  • hij/zij/het zal rondtrekken
  • wij zullen rondtrekken
  • jullie zullen rondtrekken
  • zij zullen rondtrekken

Future perfect

  • I will have migrated
  • you will have migrated
  • he/she/it will have migrated
  • we will have migrated
  • you will have migrated
  • they will have migrated

Toekomende tijd II

  • ik zal rondgetrokken hebben
  • jij zult rondgetrokken hebben
  • hij/zij/het zal rondgetrokken hebben
  • wij zullen rondgetrokken hebben
  • jullie zullen rondgetrokken hebben
  • zij zullen rondgetrokken hebben

Conditional present

  • I would migrate
  • you would migrate
  • he/she/it would migrate
  • we would migrate
  • you would migrate
  • they would migrate

Conditionalis I

  • ik zou rondtrekken
  • jij zou rondtrekken
  • hij/zij/het zou rondtrekken
  • wij zouden rondtrekken
  • jullie zouden rondtrekken
  • zij zouden rondtrekken

Conditional perfect

  • I would have migrated
  • you would have migrated
  • he/she/it would have migrated
  • we would have migrated
  • you would have migrated
  • they would have migrated

Conditionalis II

  • ik zou hebben rondgetrokken
  • jij zou hebben rondgetrokken
  • hij/zij/het zou hebben rondgetrokken
  • wij zouden hebben rondgetrokken
  • jullie zouden hebben rondgetrokken
  • zij zouden hebben rondgetrokken

Imperative

  • you migrate
  • you migrate

Imperatief

  • jij trek rond
  • jullie trekt rond

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van migrate