Vervoeging van mijden
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik mijd
- jij mijdt
- hij/zij/het mijdt
- wij mijden
- jullie mijden
- zij mijden
Présent
- je pare
- tu pares
- il/elle pare
- nous parons
- vous parez
- ils/elles parent
Onvoltooid verleden tijd
- ik meed
- jij meed
- hij/zij/het meed
- wij meden
- jullie meden
- zij meden
Indicatif imparfait
- je parais
- tu parais
- il/elle parait
- nous parions
- vous pariez
- ils/elles paraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemeden
- jij hebt gemeden
- hij/zij/het heeft gemeden
- wij hebben gemeden
- jullie hebben gemeden
- zij hebben gemeden
Indicatif passé composé
- j'ai paré
- tu as paré
- il/elle a paré
- nous avons paré
- vous avez paré
- ils/elles ont paré
Voltooid verleden tijd
- ik had gemeden
- jij had gemeden
- hij/zij/het had gemeden
- wij hadden gemeden
- jullie hadden gemeden
- zij hadden gemeden
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais paré
- tu avais paré
- il/elle avait paré
- nous avions paré
- vous aviez paré
- ils/elles avaient paré
Toekomende tijd I
- ik zal mijden
- jij zult mijden
- hij/zij/het zal mijden
- wij zullen mijden
- jullie zullen mijden
- zij zullen mijden
Indicatif futur
- je parerai
- tu pareras
- il/elle parera
- nous parerons
- vous parerez
- ils/elles pareront
Toekomende tijd II
- ik zal gemeden hebben
- jij zult gemeden hebben
- hij/zij/het zal gemeden hebben
- wij zullen gemeden hebben
- jullie zullen gemeden hebben
- zij zullen gemeden hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai paré
- tu auras paré
- il/elle aura paré
- nous aurons paré
- vous aurez paré
- ils/elles auront paré
Conditionalis I
- ik zou mijden
- jij zou mijden
- hij/zij/het zou mijden
- wij zouden mijden
- jullie zouden mijden
- zij zouden mijden
Conditionnel présent
- je parerais
- tu parerais
- il/elle parerait
- nous parerions
- vous pareriez
- ils/elles pareraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gemeden
- jij zou hebben gemeden
- hij/zij/het zou hebben gemeden
- wij zouden hebben gemeden
- jullie zouden hebben gemeden
- zij zouden hebben gemeden
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais paré
- tu aurais paré
- il/elle aurait paré
- nous aurions paré
- vous auriez paré
- ils/elles auraient paré
Imperatief
- jij mijd
- jullie mijdt
Impératif
- tu pare
- vous parez