Vervoeging van moduleren

Vertaling: modular

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik moduleer
  • jij moduleert
  • hij/zij/het moduleert
  • wij moduleren
  • jullie moduleren
  • zij moduleren

Indicativo presente

  • yo modulo
  • modulas
  • él/ella modula
  • nosotros modulamos
  • vosotros moduláis
  • ellos/ellas modulan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik moduleerde
  • jij moduleerde
  • hij/zij/het moduleerde
  • wij moduleerden
  • jullie moduleerden
  • zij moduleerden

Indefinido

  • yo modulé
  • modulaste
  • él/ella moduló
  • nosotros modulamos
  • vosotros modulasteis
  • ellos/ellas modularon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemoduleerd
  • jij hebt gemoduleerd
  • hij/zij/het heeft gemoduleerd
  • wij hebben gemoduleerd
  • jullie hebben gemoduleerd
  • zij hebben gemoduleerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he modulado
  • has modulado
  • él/ella ha modulado
  • nosotros hemos modulado
  • vosotros habéis modulado
  • ellos/ellas han modulado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemoduleerd
  • jij had gemoduleerd
  • hij/zij/het had gemoduleerd
  • wij hadden gemoduleerd
  • jullie hadden gemoduleerd
  • zij hadden gemoduleerd

Pluscuamperfecto

  • yo había modulado
  • habías modulado
  • él/ella había modulado
  • nosotros habíamos modulado
  • vosotros habíais modulado
  • ellos/ellas habían modulado

Toekomende tijd I

  • ik zal moduleren
  • jij zult moduleren
  • hij/zij/het zal moduleren
  • wij zullen moduleren
  • jullie zullen moduleren
  • zij zullen moduleren

Futuro I

  • yo modularé
  • modularás
  • él/ella modulará
  • nosotros modularemos
  • vosotros modularéis
  • ellos/ellas modularán

Toekomende tijd II

  • ik zal gemoduleerd hebben
  • jij zult gemoduleerd hebben
  • hij/zij/het zal gemoduleerd hebben
  • wij zullen gemoduleerd hebben
  • jullie zullen gemoduleerd hebben
  • zij zullen gemoduleerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré modulado
  • habrás modulado
  • él/ella habrá modulado
  • nosotros habremos modulado
  • vosotros habréis modulado
  • ellos/ellas habrán modulado

Conditionalis I

  • ik zou moduleren
  • jij zou moduleren
  • hij/zij/het zou moduleren
  • wij zouden moduleren
  • jullie zouden moduleren
  • zij zouden moduleren

Condicional

  • yo modularía
  • modularías
  • él/ella modularía
  • nosotros modularíamos
  • vosotros modularíais
  • ellos/ellas modularían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemoduleerd
  • jij zou hebben gemoduleerd
  • hij/zij/het zou hebben gemoduleerd
  • wij zouden hebben gemoduleerd
  • jullie zouden hebben gemoduleerd
  • zij zouden hebben gemoduleerd

Condicional perfecto

  • yo habría modulado
  • habrías modulado
  • él/ella habría modulado
  • nosotros habríamos modulado
  • vosotros habríais modulado
  • ellos/ellas habrían modulado

Imperatief

  • jij moduleer
  • jullie moduleert

Imperativo presente

  • modula
  • vosotros modulad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van moduleren