Vervoeging van moeten

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik moet
  • jij moet
  • hij/zij/het moet
  • wij moeten
  • jullie moeten
  • zij moeten

Present

  • I will
  • you will
  • he/she/it wills
  • we will
  • you will
  • they will

Onvoltooid verleden tijd

  • ik moest
  • jij moest
  • hij/zij/het moest
  • wij moesten
  • jullie moesten
  • zij moesten

Simple past

  • I willed
  • you willed
  • he/she/it willed
  • we willed
  • you willed
  • they willed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemoeten
  • jij hebt gemoeten
  • hij/zij/het heeft gemoeten
  • wij hebben gemoeten
  • jullie hebben gemoeten
  • zij hebben gemoeten

Present perfect

  • I have willed
  • you have willed
  • he/she/it has willed
  • we have willed
  • you have willed
  • they have willed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemoeten
  • jij had gemoeten
  • hij/zij/het had gemoeten
  • wij hadden gemoeten
  • jullie hadden gemoeten
  • zij hadden gemoeten

Past perfect

  • I had willed
  • you had willed
  • he/she/it had willed
  • we had willed
  • you had willed
  • they had willed

Toekomende tijd I

  • ik zal moeten
  • jij zult moeten
  • hij/zij/het zal moeten
  • wij zullen moeten
  • jullie zullen moeten
  • zij zullen moeten

Future

  • I will will
  • you will will
  • he/she/it will will
  • we will will
  • you will will
  • they will will

Toekomende tijd II

  • ik zal gemoeten hebben
  • jij zult gemoeten hebben
  • hij/zij/het zal gemoeten hebben
  • wij zullen gemoeten hebben
  • jullie zullen gemoeten hebben
  • zij zullen gemoeten hebben

Future perfect

  • I will have willed
  • you will have willed
  • he/she/it will have willed
  • we will have willed
  • you will have willed
  • they will have willed

Conditionalis I

  • ik zou moeten
  • jij zou moeten
  • hij/zij/het zou moeten
  • wij zouden moeten
  • jullie zouden moeten
  • zij zouden moeten

Conditional present

  • I would will
  • you would will
  • he/she/it would will
  • we would will
  • you would will
  • they would will

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemoeten
  • jij zou hebben gemoeten
  • hij/zij/het zou hebben gemoeten
  • wij zouden hebben gemoeten
  • jullie zouden hebben gemoeten
  • zij zouden hebben gemoeten

Conditional perfect

  • I would have willed
  • you would have willed
  • he/she/it would have willed
  • we would have willed
  • you would have willed
  • they would have willed

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van moeten