Vervoeging van muiten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik muit
- jij muit
- hij/zij/het muit
- wij muiten
- jullie muiten
- zij muiten
Present
- I mutiny
- you mutiny
- he/she/it mutinies
- we mutiny
- you mutiny
- they mutiny
Onvoltooid verleden tijd
- ik muitte
- jij muitte
- hij/zij/het muitte
- wij muitten
- jullie muitten
- zij muitten
Simple past
- I mutinied
- you mutinied
- he/she/it mutinied
- we mutinied
- you mutinied
- they mutinied
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemuit
- jij hebt gemuit
- hij/zij/het heeft gemuit
- wij hebben gemuit
- jullie hebben gemuit
- zij hebben gemuit
Present perfect
- I have mutinied
- you have mutinied
- he/she/it has mutinied
- we have mutinied
- you have mutinied
- they have mutinied
Voltooid verleden tijd
- ik had gemuit
- jij had gemuit
- hij/zij/het had gemuit
- wij hadden gemuit
- jullie hadden gemuit
- zij hadden gemuit
Past perfect
- I had mutinied
- you had mutinied
- he/she/it had mutinied
- we had mutinied
- you had mutinied
- they had mutinied
Toekomende tijd I
- ik zal muiten
- jij zult muiten
- hij/zij/het zal muiten
- wij zullen muiten
- jullie zullen muiten
- zij zullen muiten
Future
- I will mutiny
- you will mutiny
- he/she/it will mutiny
- we will mutiny
- you will mutiny
- they will mutiny
Toekomende tijd II
- ik zal gemuit hebben
- jij zult gemuit hebben
- hij/zij/het zal gemuit hebben
- wij zullen gemuit hebben
- jullie zullen gemuit hebben
- zij zullen gemuit hebben
Future perfect
- I will have mutinied
- you will have mutinied
- he/she/it will have mutinied
- we will have mutinied
- you will have mutinied
- they will have mutinied
Conditionalis I
- ik zou muiten
- jij zou muiten
- hij/zij/het zou muiten
- wij zouden muiten
- jullie zouden muiten
- zij zouden muiten
Conditional present
- I would mutiny
- you would mutiny
- he/she/it would mutiny
- we would mutiny
- you would mutiny
- they would mutiny
Conditionalis II
- ik zou hebben gemuit
- jij zou hebben gemuit
- hij/zij/het zou hebben gemuit
- wij zouden hebben gemuit
- jullie zouden hebben gemuit
- zij zouden hebben gemuit
Conditional perfect
- I would have mutinied
- you would have mutinied
- he/she/it would have mutinied
- we would have mutinied
- you would have mutinied
- they would have mutinied
Imperatief
- jij muit
- jullie muit
Imperative
- you mutiny
- you mutiny