Vervoeging van naderen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik nader
- jij nadert
- hij/zij/het nadert
- wij naderen
- jullie naderen
- zij naderen
Present
- I converge
- you converge
- he/she/it converges
- we converge
- you converge
- they converge
Onvoltooid verleden tijd
- ik naderde
- jij naderde
- hij/zij/het naderde
- wij naderden
- jullie naderden
- zij naderden
Simple past
- I converged
- you converged
- he/she/it converged
- we converged
- you converged
- they converged
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben genaderd
- jij bent genaderd
- hij/zij/het is genaderd
- wij zijn genaderd
- jullie zijn genaderd
- zij zijn genaderd
Present perfect
- I have converged
- you have converged
- he/she/it has converged
- we have converged
- you have converged
- they have converged
Voltooid verleden tijd
- ik was genaderd
- jij was genaderd
- hij/zij/het was genaderd
- wij waren genaderd
- jullie waren genaderd
- zij waren genaderd
Past perfect
- I had converged
- you had converged
- he/she/it had converged
- we had converged
- you had converged
- they had converged
Toekomende tijd I
- ik zal naderen
- jij zult naderen
- hij/zij/het zal naderen
- wij zullen naderen
- jullie zullen naderen
- zij zullen naderen
Future
- I will converge
- you will converge
- he/she/it will converge
- we will converge
- you will converge
- they will converge
Toekomende tijd II
- ik zal genaderd zijn
- jij zult genaderd zijn
- hij/zij/het zal genaderd zijn
- wij zullen genaderd zijn
- jullie zullen genaderd zijn
- zij zullen genaderd zijn
Future perfect
- I will have converged
- you will have converged
- he/she/it will have converged
- we will have converged
- you will have converged
- they will have converged
Conditionalis I
- ik zou naderen
- jij zou naderen
- hij/zij/het zou naderen
- wij zouden naderen
- jullie zouden naderen
- zij zouden naderen
Conditional present
- I would converge
- you would converge
- he/she/it would converge
- we would converge
- you would converge
- they would converge
Conditionalis II
- ik zou zijn genaderd
- jij zou zijn genaderd
- hij/zij/het zou zijn genaderd
- wij zouden zijn genaderd
- jullie zouden zijn genaderd
- zij zouden zijn genaderd
Conditional perfect
- I would have converged
- you would have converged
- he/she/it would have converged
- we would have converged
- you would have converged
- they would have converged
Imperatief
- jij nader
- jullie nadert
Imperative
- you converge
- you converge