Vervoeging van narrow
Onbepaalde wijs (infinitief): to narrow
Engels
Nederlands
Present
- I narrow
- you narrow
- he/she/it narrows
- we narrow
- you narrow
- they narrow
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik preciseer
- jij preciseert
- hij/zij/het preciseert
- wij preciseren
- jullie preciseren
- zij preciseren
Simple past
- I narrowed
- you narrowed
- he/she/it narrowed
- we narrowed
- you narrowed
- they narrowed
Onvoltooid verleden tijd
- ik preciseerde
- jij preciseerde
- hij/zij/het preciseerde
- wij preciseerden
- jullie preciseerden
- zij preciseerden
Present perfect
- I have narrowed
- you have narrowed
- he/she/it has narrowed
- we have narrowed
- you have narrowed
- they have narrowed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepreciseerd
- jij hebt gepreciseerd
- hij/zij/het heeft gepreciseerd
- wij hebben gepreciseerd
- jullie hebben gepreciseerd
- zij hebben gepreciseerd
Past perfect
- I had narrowed
- you had narrowed
- he/she/it had narrowed
- we had narrowed
- you had narrowed
- they had narrowed
Voltooid verleden tijd
- ik had gepreciseerd
- jij had gepreciseerd
- hij/zij/het had gepreciseerd
- wij hadden gepreciseerd
- jullie hadden gepreciseerd
- zij hadden gepreciseerd
Future
- I will narrow
- you will narrow
- he/she/it will narrow
- we will narrow
- you will narrow
- they will narrow
Toekomende tijd I
- ik zal preciseren
- jij zult preciseren
- hij/zij/het zal preciseren
- wij zullen preciseren
- jullie zullen preciseren
- zij zullen preciseren
Future perfect
- I will have narrowed
- you will have narrowed
- he/she/it will have narrowed
- we will have narrowed
- you will have narrowed
- they will have narrowed
Toekomende tijd II
- ik zal gepreciseerd hebben
- jij zult gepreciseerd hebben
- hij/zij/het zal gepreciseerd hebben
- wij zullen gepreciseerd hebben
- jullie zullen gepreciseerd hebben
- zij zullen gepreciseerd hebben
Conditional present
- I would narrow
- you would narrow
- he/she/it would narrow
- we would narrow
- you would narrow
- they would narrow
Conditionalis I
- ik zou preciseren
- jij zou preciseren
- hij/zij/het zou preciseren
- wij zouden preciseren
- jullie zouden preciseren
- zij zouden preciseren
Conditional perfect
- I would have narrowed
- you would have narrowed
- he/she/it would have narrowed
- we would have narrowed
- you would have narrowed
- they would have narrowed
Conditionalis II
- ik zou hebben gepreciseerd
- jij zou hebben gepreciseerd
- hij/zij/het zou hebben gepreciseerd
- wij zouden hebben gepreciseerd
- jullie zouden hebben gepreciseerd
- zij zouden hebben gepreciseerd
Imperative
- you narrow
- you narrow
Imperatief
- jij preciseer
- jullie preciseert