Betekenis van:
narrow
narrow
Bijvoeglijk naamwoord
- met weinig tussenruimte
- not wide
"a narrow bridge"
"a narrow line across the page"
narrow
Bijvoeglijk naamwoord
- kleingeestig; bekrompen; bekrompen; bekrompen; mbt gevoel van eigenwaarde; kortzichtig
- lacking tolerance or flexibility or breadth of view
"a brilliant but narrow-minded judge"
"narrow opinions"
Synoniemen
Hyperoniemen
narrow
Bijvoeglijk naamwoord
- maar net
- lacking tolerance or flexibility or breadth of view
"a brilliant but narrow-minded judge"
"narrow opinions"
Synoniemen
Hyperoniemen
narrow
Bijvoeglijk naamwoord
- (als) in een kleine stad; kleingeestig; bekrompen; kinderachtig; bekrompen
- characterized by painstaking care and detailed examination
"a narrow scrutiny"
Synoniemen
Hyperoniemen
narrow
Bijvoeglijk naamwoord
- very limited in degree
"won by a narrow margin"
"a narrow escape"
narrow
Bijvoeglijk naamwoord
- limited in size or scope
"the narrow sense of a word"
to narrow
Werkwoord
- vastprikken
- define clearly
"I cannot narrow down the rules for this game"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
to narrow
Werkwoord
- zich op iets toeleggen
- become more focus on an area of activity or field of study
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
to narrow
Werkwoord
- versmallen
- make or become more narrow or restricted
"The selection was narrowed"
"The road narrowed"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
to narrow
Werkwoord
- versmallen, vernauwen
- make or become more narrow or restricted
"The selection was narrowed"
"The road narrowed"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
to narrow
Werkwoord
- become tight or as if tight