Vervoeging van neerhangen

Onbepaalde wijs (infinitief): neerhangen

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik hang neer
    • jij hangt neer
    • hij/zij/het hangt neer
    • wij hangen neer
    • jullie hangen neer
    • zij hangen neer
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik hing neer
    • jij hing neer
    • hij/zij/het hing neer
    • wij hingen neer
    • jullie hingen neer
    • zij hingen neer
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb neergehangen
    • jij hebt neergehangen
    • hij/zij/het heeft neergehangen
    • wij hebben neergehangen
    • jullie hebben neergehangen
    • zij hebben neergehangen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had neergehangen
    • jij had neergehangen
    • hij/zij/het had neergehangen
    • wij hadden neergehangen
    • jullie hadden neergehangen
    • zij hadden neergehangen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal neerhangen
    • jij zult neerhangen
    • hij/zij/het zal neerhangen
    • wij zullen neerhangen
    • jullie zullen neerhangen
    • zij zullen neerhangen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal neergehangen hebben
    • jij zult neergehangen hebben
    • hij/zij/het zal neergehangen hebben
    • wij zullen neergehangen hebben
    • jullie zullen neergehangen hebben
    • zij zullen neergehangen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou neerhangen
    • jij zou neerhangen
    • hij/zij/het zou neerhangen
    • wij zouden neerhangen
    • jullie zouden neerhangen
    • zij zouden neerhangen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben neergehangen
    • jij zou hebben neergehangen
    • hij/zij/het zou hebben neergehangen
    • wij zouden hebben neergehangen
    • jullie zouden hebben neergehangen
    • zij zouden hebben neergehangen
  • Imperatief

    • jij hang neer
    • jullie hangt neer