Vervoeging van noteren

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik noteer
  • jij noteert
  • hij/zij/het noteert
  • wij noteren
  • jullie noteren
  • zij noteren

Indicativo presente

  • yo noto
  • notas
  • él/ella nota
  • nosotros notamos
  • vosotros notáis
  • ellos/ellas notan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik noteerde
  • jij noteerde
  • hij/zij/het noteerde
  • wij noteerden
  • jullie noteerden
  • zij noteerden

Indefinido

  • yo noté
  • notaste
  • él/ella notó
  • nosotros notamos
  • vosotros notasteis
  • ellos/ellas notaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb genoteerd
  • jij hebt genoteerd
  • hij/zij/het heeft genoteerd
  • wij hebben genoteerd
  • jullie hebben genoteerd
  • zij hebben genoteerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he notado
  • has notado
  • él/ella ha notado
  • nosotros hemos notado
  • vosotros habéis notado
  • ellos/ellas han notado

Voltooid verleden tijd

  • ik had genoteerd
  • jij had genoteerd
  • hij/zij/het had genoteerd
  • wij hadden genoteerd
  • jullie hadden genoteerd
  • zij hadden genoteerd

Pluscuamperfecto

  • yo había notado
  • habías notado
  • él/ella había notado
  • nosotros habíamos notado
  • vosotros habíais notado
  • ellos/ellas habían notado

Toekomende tijd I

  • ik zal noteren
  • jij zult noteren
  • hij/zij/het zal noteren
  • wij zullen noteren
  • jullie zullen noteren
  • zij zullen noteren

Futuro I

  • yo notaré
  • notarás
  • él/ella notará
  • nosotros notaremos
  • vosotros notaréis
  • ellos/ellas notarán

Toekomende tijd II

  • ik zal genoteerd hebben
  • jij zult genoteerd hebben
  • hij/zij/het zal genoteerd hebben
  • wij zullen genoteerd hebben
  • jullie zullen genoteerd hebben
  • zij zullen genoteerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré notado
  • habrás notado
  • él/ella habrá notado
  • nosotros habremos notado
  • vosotros habréis notado
  • ellos/ellas habrán notado

Conditionalis I

  • ik zou noteren
  • jij zou noteren
  • hij/zij/het zou noteren
  • wij zouden noteren
  • jullie zouden noteren
  • zij zouden noteren

Condicional

  • yo notaría
  • notarías
  • él/ella notaría
  • nosotros notaríamos
  • vosotros notaríais
  • ellos/ellas notarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben genoteerd
  • jij zou hebben genoteerd
  • hij/zij/het zou hebben genoteerd
  • wij zouden hebben genoteerd
  • jullie zouden hebben genoteerd
  • zij zouden hebben genoteerd

Condicional perfecto

  • yo habría notado
  • habrías notado
  • él/ella habría notado
  • nosotros habríamos notado
  • vosotros habríais notado
  • ellos/ellas habrían notado

Imperatief

  • jij noteer
  • jullie noteert

Imperativo presente

  • nota
  • vosotros notad

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van noteren