Engels

Nederlands

Present

  • I occupy
  • you occupy
  • he/she/it occupies
  • we occupy
  • you occupy
  • they occupy

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik absorbeer
  • jij absorbeert
  • hij/zij/het absorbeert
  • wij absorberen
  • jullie absorberen
  • zij absorberen

Simple past

  • I occupied
  • you occupied
  • he/she/it occupied
  • we occupied
  • you occupied
  • they occupied

Onvoltooid verleden tijd

  • ik absorbeerde
  • jij absorbeerde
  • hij/zij/het absorbeerde
  • wij absorbeerden
  • jullie absorbeerden
  • zij absorbeerden

Present perfect

  • I have occupied
  • you have occupied
  • he/she/it has occupied
  • we have occupied
  • you have occupied
  • they have occupied

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geabsorbeerd
  • jij hebt geabsorbeerd
  • hij/zij/het heeft geabsorbeerd
  • wij hebben geabsorbeerd
  • jullie hebben geabsorbeerd
  • zij hebben geabsorbeerd

Past perfect

  • I had occupied
  • you had occupied
  • he/she/it had occupied
  • we had occupied
  • you had occupied
  • they had occupied

Voltooid verleden tijd

  • ik had geabsorbeerd
  • jij had geabsorbeerd
  • hij/zij/het had geabsorbeerd
  • wij hadden geabsorbeerd
  • jullie hadden geabsorbeerd
  • zij hadden geabsorbeerd

Future

  • I will occupy
  • you will occupy
  • he/she/it will occupy
  • we will occupy
  • you will occupy
  • they will occupy

Toekomende tijd I

  • ik zal absorberen
  • jij zult absorberen
  • hij/zij/het zal absorberen
  • wij zullen absorberen
  • jullie zullen absorberen
  • zij zullen absorberen

Future perfect

  • I will have occupied
  • you will have occupied
  • he/she/it will have occupied
  • we will have occupied
  • you will have occupied
  • they will have occupied

Toekomende tijd II

  • ik zal geabsorbeerd hebben
  • jij zult geabsorbeerd hebben
  • hij/zij/het zal geabsorbeerd hebben
  • wij zullen geabsorbeerd hebben
  • jullie zullen geabsorbeerd hebben
  • zij zullen geabsorbeerd hebben

Conditional present

  • I would occupy
  • you would occupy
  • he/she/it would occupy
  • we would occupy
  • you would occupy
  • they would occupy

Conditionalis I

  • ik zou absorberen
  • jij zou absorberen
  • hij/zij/het zou absorberen
  • wij zouden absorberen
  • jullie zouden absorberen
  • zij zouden absorberen

Conditional perfect

  • I would have occupied
  • you would have occupied
  • he/she/it would have occupied
  • we would have occupied
  • you would have occupied
  • they would have occupied

Conditionalis II

  • ik zou hebben geabsorbeerd
  • jij zou hebben geabsorbeerd
  • hij/zij/het zou hebben geabsorbeerd
  • wij zouden hebben geabsorbeerd
  • jullie zouden hebben geabsorbeerd
  • zij zouden hebben geabsorbeerd

Imperative

  • you occupy
  • you occupy

Imperatief

  • jij absorbeer
  • jullie absorbeert

Verwijzingen

Bekijk 13 definitie(s) van occupy