Vervoeging van omdijken

Vertaling: to dike

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik omdijk
  • jij omdijkt
  • hij/zij/het omdijkt
  • wij omdijken
  • jullie omdijken
  • zij omdijken

Present

  • I dike
  • you dike
  • he/she/it dikes
  • we dike
  • you dike
  • they dike

Onvoltooid verleden tijd

  • ik omdijkte
  • jij omdijkte
  • hij/zij/het omdijkte
  • wij omdijkten
  • jullie omdijkten
  • zij omdijkten

Simple past

  • I diked
  • you diked
  • he/she/it diked
  • we diked
  • you diked
  • they diked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb omdijkt
  • jij hebt omdijkt
  • hij/zij/het heeft omdijkt
  • wij hebben omdijkt
  • jullie hebben omdijkt
  • zij hebben omdijkt

Present perfect

  • I have diked
  • you have diked
  • he/she/it has diked
  • we have diked
  • you have diked
  • they have diked

Voltooid verleden tijd

  • ik had omdijkt
  • jij had omdijkt
  • hij/zij/het had omdijkt
  • wij hadden omdijkt
  • jullie hadden omdijkt
  • zij hadden omdijkt

Past perfect

  • I had diked
  • you had diked
  • he/she/it had diked
  • we had diked
  • you had diked
  • they had diked

Toekomende tijd I

  • ik zal omdijken
  • jij zult omdijken
  • hij/zij/het zal omdijken
  • wij zullen omdijken
  • jullie zullen omdijken
  • zij zullen omdijken

Future

  • I will dike
  • you will dike
  • he/she/it will dike
  • we will dike
  • you will dike
  • they will dike

Toekomende tijd II

  • ik zal omdijkt hebben
  • jij zult omdijkt hebben
  • hij/zij/het zal omdijkt hebben
  • wij zullen omdijkt hebben
  • jullie zullen omdijkt hebben
  • zij zullen omdijkt hebben

Future perfect

  • I will have diked
  • you will have diked
  • he/she/it will have diked
  • we will have diked
  • you will have diked
  • they will have diked

Conditionalis I

  • ik zou omdijken
  • jij zou omdijken
  • hij/zij/het zou omdijken
  • wij zouden omdijken
  • jullie zouden omdijken
  • zij zouden omdijken

Conditional present

  • I would dike
  • you would dike
  • he/she/it would dike
  • we would dike
  • you would dike
  • they would dike

Conditionalis II

  • ik zou hebben omdijkt
  • jij zou hebben omdijkt
  • hij/zij/het zou hebben omdijkt
  • wij zouden hebben omdijkt
  • jullie zouden hebben omdijkt
  • zij zouden hebben omdijkt

Conditional perfect

  • I would have diked
  • you would have diked
  • he/she/it would have diked
  • we would have diked
  • you would have diked
  • they would have diked

Imperatief

  • jij omdijk
  • jullie omdijkt

Imperative

  • you dike
  • you dike