Vervoeging van omkomen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kom om
  • jij komt om
  • hij/zij/het komt om
  • wij komen om
  • jullie komen om
  • zij komen om

Indicativo presente

  • yo perezco
  • pereces
  • él/ella perece
  • nosotros perecemos
  • vosotros perecéis
  • ellos/ellas perecen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kwam om
  • jij kwam om
  • hij/zij/het kwam om
  • wij kwamen om
  • jullie kwamen om
  • zij kwamen om

Indefinido

  • yo perecí
  • pereciste
  • él/ella pereció
  • nosotros perecimos
  • vosotros perecisteis
  • ellos/ellas perecieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben omgekomen
  • jij bent omgekomen
  • hij/zij/het is omgekomen
  • wij zijn omgekomen
  • jullie zijn omgekomen
  • zij zijn omgekomen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he perecido
  • has perecido
  • él/ella ha perecido
  • nosotros hemos perecido
  • vosotros habéis perecido
  • ellos/ellas han perecido

Voltooid verleden tijd

  • ik was omgekomen
  • jij was omgekomen
  • hij/zij/het was omgekomen
  • wij waren omgekomen
  • jullie waren omgekomen
  • zij waren omgekomen

Pluscuamperfecto

  • yo había perecido
  • habías perecido
  • él/ella había perecido
  • nosotros habíamos perecido
  • vosotros habíais perecido
  • ellos/ellas habían perecido

Toekomende tijd I

  • ik zal omkomen
  • jij zult omkomen
  • hij/zij/het zal omkomen
  • wij zullen omkomen
  • jullie zullen omkomen
  • zij zullen omkomen

Futuro I

  • yo pereceré
  • perecerás
  • él/ella perecerá
  • nosotros pereceremos
  • vosotros pereceréis
  • ellos/ellas perecerán

Toekomende tijd II

  • ik zal omgekomen zijn
  • jij zult omgekomen zijn
  • hij/zij/het zal omgekomen zijn
  • wij zullen omgekomen zijn
  • jullie zullen omgekomen zijn
  • zij zullen omgekomen zijn

Futuro perfecto

  • yo habré perecido
  • habrás perecido
  • él/ella habrá perecido
  • nosotros habremos perecido
  • vosotros habréis perecido
  • ellos/ellas habrán perecido

Conditionalis I

  • ik zou omkomen
  • jij zou omkomen
  • hij/zij/het zou omkomen
  • wij zouden omkomen
  • jullie zouden omkomen
  • zij zouden omkomen

Condicional

  • yo perecería
  • perecerías
  • él/ella perecería
  • nosotros pereceríamos
  • vosotros pereceríais
  • ellos/ellas perecerían

Conditionalis II

  • ik zou zijn omgekomen
  • jij zou zijn omgekomen
  • hij/zij/het zou zijn omgekomen
  • wij zouden zijn omgekomen
  • jullie zouden zijn omgekomen
  • zij zouden zijn omgekomen

Condicional perfecto

  • yo habría perecido
  • habrías perecido
  • él/ella habría perecido
  • nosotros habríamos perecido
  • vosotros habríais perecido
  • ellos/ellas habrían perecido

Imperatief

  • jij kom om
  • jullie komt om

Imperativo presente

  • perece
  • vosotros pereced

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van omkomen