Vervoeging van omkransen

Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik omkrans
    • jij omkranst
    • hij/zij/het omkranst
    • wij omkransen
    • jullie omkransen
    • zij omkransen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik omkranste
    • jij omkranste
    • hij/zij/het omkranste
    • wij omkransten
    • jullie omkransten
    • zij omkransten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb omkranst
    • jij hebt omkranst
    • hij/zij/het heeft omkranst
    • wij hebben omkranst
    • jullie hebben omkranst
    • zij hebben omkranst
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had omkranst
    • jij had omkranst
    • hij/zij/het had omkranst
    • wij hadden omkranst
    • jullie hadden omkranst
    • zij hadden omkranst
  • Toekomende tijd I

    • ik zal omkransen
    • jij zult omkransen
    • hij/zij/het zal omkransen
    • wij zullen omkransen
    • jullie zullen omkransen
    • zij zullen omkransen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal omkranst hebben
    • jij zult omkranst hebben
    • hij/zij/het zal omkranst hebben
    • wij zullen omkranst hebben
    • jullie zullen omkranst hebben
    • zij zullen omkranst hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou omkransen
    • jij zou omkransen
    • hij/zij/het zou omkransen
    • wij zouden omkransen
    • jullie zouden omkransen
    • zij zouden omkransen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben omkranst
    • jij zou hebben omkranst
    • hij/zij/het zou hebben omkranst
    • wij zouden hebben omkranst
    • jullie zouden hebben omkranst
    • zij zouden hebben omkranst
  • Imperatief

    • jij omkrans
    • jullie omkranst