Vervoeging van omvallen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik val om
  • jij valt om
  • hij/zij/het valt om
  • wij vallen om
  • jullie vallen om
  • zij vallen om

Präsens Indikativ

  • ich kappe
  • du kappst
  • er/sie/es kappt
  • wir kappen
  • ihr kappt
  • sie kappen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik viel om
  • jij viel om
  • hij/zij/het viel om
  • wij vielen om
  • jullie vielen om
  • zij vielen om

Präteritum Indikativ

  • ich kappte
  • du kapptest
  • er/sie/es kappte
  • wir kappten
  • ihr kapptet
  • sie kappten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben omgevallen
  • jij bent omgevallen
  • hij/zij/het is omgevallen
  • wij zijn omgevallen
  • jullie zijn omgevallen
  • zij zijn omgevallen

Perfekt Indikativ

  • ich habe gekappt
  • du hast gekappt
  • er/sie/es hat gekappt
  • wir haben gekappt
  • ihr habt gekappt
  • sie haben gekappt

Voltooid verleden tijd

  • ik was omgevallen
  • jij was omgevallen
  • hij/zij/het was omgevallen
  • wij waren omgevallen
  • jullie waren omgevallen
  • zij waren omgevallen

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte gekappt
  • du hattest gekappt
  • er/sie/es hatte gekappt
  • wir hatten gekappt
  • ihr hattet gekappt
  • sie hatten gekappt

Toekomende tijd I

  • ik zal omvallen
  • jij zult omvallen
  • hij/zij/het zal omvallen
  • wij zullen omvallen
  • jullie zullen omvallen
  • zij zullen omvallen

Futur I Indikativ

  • ich werde kappen
  • du wirst kappen
  • er/sie/es wird kappen
  • wir werden kappen
  • ihr werdet kappen
  • sie werden kappen

Toekomende tijd II

  • ik zal omgevallen zijn
  • jij zult omgevallen zijn
  • hij/zij/het zal omgevallen zijn
  • wij zullen omgevallen zijn
  • jullie zullen omgevallen zijn
  • zij zullen omgevallen zijn

Futur II Indikativ

  • ich werde gekappt haben
  • du wirst gekappt haben
  • er/sie/es wird gekappt haben
  • wir werden gekappt haben
  • ihr werdet gekappt haben
  • sie werden gekappt haben

Conditionalis I

  • ik zou omvallen
  • jij zou omvallen
  • hij/zij/het zou omvallen
  • wij zouden omvallen
  • jullie zouden omvallen
  • zij zouden omvallen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde kappen
  • du würdest kappen
  • er/sie/es würde kappen
  • wir würden kappen
  • ihr würdet kappen
  • sie würden kappen

Conditionalis II

  • ik zou zijn omgevallen
  • jij zou zijn omgevallen
  • hij/zij/het zou zijn omgevallen
  • wij zouden zijn omgevallen
  • jullie zouden zijn omgevallen
  • zij zouden zijn omgevallen

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde gekappt haben
  • du würdest gekappt haben
  • er/sie/es würde gekappt haben
  • wir würden gekappt haben
  • ihr würdet gekappt haben
  • sie würden gekappt haben

Imperatief

  • jij val om
  • jullie valt om

Imperativ

  • du kapp(e)
  • ihr kappt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van omvallen