Vervoeging van onderscheiden

Onbepaalde wijs (infinitief): onderscheiden

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik onderscheid
  • jij onderscheidt
  • hij/zij/het onderscheidt
  • wij onderscheiden
  • jullie onderscheiden
  • zij onderscheiden

Présent

  • je distingue
  • tu distingues
  • il/elle distingue
  • nous distinguons
  • vous distinguez
  • ils/elles distinguent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik onderscheidde
  • jij onderscheidde
  • hij/zij/het onderscheidde
  • wij onderscheidden
  • jullie onderscheidden
  • zij onderscheidden

Indicatif imparfait

  • je distinguais
  • tu distinguais
  • il/elle distinguait
  • nous distinguions
  • vous distinguiez
  • ils/elles distinguaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb onderscheiden
  • jij hebt onderscheiden
  • hij/zij/het heeft onderscheiden
  • wij hebben onderscheiden
  • jullie hebben onderscheiden
  • zij hebben onderscheiden

Indicatif passé composé

  • j'ai distingué
  • tu as distingué
  • il/elle a distingué
  • nous avons distingué
  • vous avez distingué
  • ils/elles ont distingué

Voltooid verleden tijd

  • ik had onderscheiden
  • jij had onderscheiden
  • hij/zij/het had onderscheiden
  • wij hadden onderscheiden
  • jullie hadden onderscheiden
  • zij hadden onderscheiden

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais distingué
  • tu avais distingué
  • il/elle avait distingué
  • nous avions distingué
  • vous aviez distingué
  • ils/elles avaient distingué

Toekomende tijd I

  • ik zal onderscheiden
  • jij zult onderscheiden
  • hij/zij/het zal onderscheiden
  • wij zullen onderscheiden
  • jullie zullen onderscheiden
  • zij zullen onderscheiden

Indicatif futur

  • je distinguerai
  • tu distingueras
  • il/elle distinguera
  • nous distinguerons
  • vous distinguerez
  • ils/elles distingueront

Toekomende tijd II

  • ik zal onderscheiden hebben
  • jij zult onderscheiden hebben
  • hij/zij/het zal onderscheiden hebben
  • wij zullen onderscheiden hebben
  • jullie zullen onderscheiden hebben
  • zij zullen onderscheiden hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai distingué
  • tu auras distingué
  • il/elle aura distingué
  • nous aurons distingué
  • vous aurez distingué
  • ils/elles auront distingué

Conditionalis I

  • ik zou onderscheiden
  • jij zou onderscheiden
  • hij/zij/het zou onderscheiden
  • wij zouden onderscheiden
  • jullie zouden onderscheiden
  • zij zouden onderscheiden

Conditionnel présent

  • je distinguerais
  • tu distinguerais
  • il/elle distinguerait
  • nous distinguerions
  • vous distingueriez
  • ils/elles distingueraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben onderscheiden
  • jij zou hebben onderscheiden
  • hij/zij/het zou hebben onderscheiden
  • wij zouden hebben onderscheiden
  • jullie zouden hebben onderscheiden
  • zij zouden hebben onderscheiden

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais distingué
  • tu aurais distingué
  • il/elle aurait distingué
  • nous aurions distingué
  • vous auriez distingué
  • ils/elles auraient distingué

Imperatief

  • jij onderscheid
  • jullie onderscheidt

Impératif

  • tu distingue
  • vous distinguez

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van onderscheiden