Vervoeging van ontfutselen

Onbepaalde wijs (infinitief): ontfutselen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontfutsel
  • jij ontfutselt
  • hij/zij/het ontfutselt
  • wij ontfutselen
  • jullie ontfutselen
  • zij ontfutselen

Present

  • I blarney
  • you blarney
  • he/she/it blarneys
  • we blarney
  • you blarney
  • they blarney

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontfutselde
  • jij ontfutselde
  • hij/zij/het ontfutselde
  • wij ontfutselden
  • jullie ontfutselden
  • zij ontfutselden

Simple past

  • I blarneyed
  • you blarneyed
  • he/she/it blarneyed
  • we blarneyed
  • you blarneyed
  • they blarneyed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontfutseld
  • jij hebt ontfutseld
  • hij/zij/het heeft ontfutseld
  • wij hebben ontfutseld
  • jullie hebben ontfutseld
  • zij hebben ontfutseld

Present perfect

  • I have blarneyed
  • you have blarneyed
  • he/she/it has blarneyed
  • we have blarneyed
  • you have blarneyed
  • they have blarneyed

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontfutseld
  • jij had ontfutseld
  • hij/zij/het had ontfutseld
  • wij hadden ontfutseld
  • jullie hadden ontfutseld
  • zij hadden ontfutseld

Past perfect

  • I had blarneyed
  • you had blarneyed
  • he/she/it had blarneyed
  • we had blarneyed
  • you had blarneyed
  • they had blarneyed

Toekomende tijd I

  • ik zal ontfutselen
  • jij zult ontfutselen
  • hij/zij/het zal ontfutselen
  • wij zullen ontfutselen
  • jullie zullen ontfutselen
  • zij zullen ontfutselen

Future

  • I will blarney
  • you will blarney
  • he/she/it will blarney
  • we will blarney
  • you will blarney
  • they will blarney

Toekomende tijd II

  • ik zal ontfutseld hebben
  • jij zult ontfutseld hebben
  • hij/zij/het zal ontfutseld hebben
  • wij zullen ontfutseld hebben
  • jullie zullen ontfutseld hebben
  • zij zullen ontfutseld hebben

Future perfect

  • I will have blarneyed
  • you will have blarneyed
  • he/she/it will have blarneyed
  • we will have blarneyed
  • you will have blarneyed
  • they will have blarneyed

Conditionalis I

  • ik zou ontfutselen
  • jij zou ontfutselen
  • hij/zij/het zou ontfutselen
  • wij zouden ontfutselen
  • jullie zouden ontfutselen
  • zij zouden ontfutselen

Conditional present

  • I would blarney
  • you would blarney
  • he/she/it would blarney
  • we would blarney
  • you would blarney
  • they would blarney

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontfutseld
  • jij zou hebben ontfutseld
  • hij/zij/het zou hebben ontfutseld
  • wij zouden hebben ontfutseld
  • jullie zouden hebben ontfutseld
  • zij zouden hebben ontfutseld

Conditional perfect

  • I would have blarneyed
  • you would have blarneyed
  • he/she/it would have blarneyed
  • we would have blarneyed
  • you would have blarneyed
  • they would have blarneyed

Imperatief

  • jij ontfutsel
  • jullie ontfutselt

Imperative

  • you blarney
  • you blarney

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ontfutselen