Vervoeging van ontzetten
Onbepaalde wijs (infinitief): ontzetten
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontzet
- jij ontzet
- hij/zij/het ontzet
- wij ontzetten
- jullie ontzetten
- zij ontzetten
Präsens Indikativ
- ich verabschiede
- du verabschiedest
- er/sie/es verabschiedet
- wir verabschieden
- ihr verabschiedet
- sie verabschieden
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontzette
- jij ontzette
- hij/zij/het ontzette
- wij ontzetten
- jullie ontzetten
- zij ontzetten
Präteritum Indikativ
- ich verabschiedete
- du verabschiedetest
- er/sie/es verabschiedete
- wir verabschiedeten
- ihr verabschiedetet
- sie verabschiedeten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontzet
- jij hebt ontzet
- hij/zij/het heeft ontzet
- wij hebben ontzet
- jullie hebben ontzet
- zij hebben ontzet
Perfekt Indikativ
- ich habe verabschiedet
- du hast verabschiedet
- er/sie/es hat verabschiedet
- wir haben verabschiedet
- ihr habt verabschiedet
- sie haben verabschiedet
Voltooid verleden tijd
- ik had ontzet
- jij had ontzet
- hij/zij/het had ontzet
- wij hadden ontzet
- jullie hadden ontzet
- zij hadden ontzet
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte verabschiedet
- du hattest verabschiedet
- er/sie/es hatte verabschiedet
- wir hatten verabschiedet
- ihr hattet verabschiedet
- sie hatten verabschiedet
Toekomende tijd I
- ik zal ontzetten
- jij zult ontzetten
- hij/zij/het zal ontzetten
- wij zullen ontzetten
- jullie zullen ontzetten
- zij zullen ontzetten
Futur I Indikativ
- ich werde verabschieden
- du wirst verabschieden
- er/sie/es wird verabschieden
- wir werden verabschieden
- ihr werdet verabschieden
- sie werden verabschieden
Toekomende tijd II
- ik zal ontzet hebben
- jij zult ontzet hebben
- hij/zij/het zal ontzet hebben
- wij zullen ontzet hebben
- jullie zullen ontzet hebben
- zij zullen ontzet hebben
Futur II Indikativ
- ich werde verabschiedet haben
- du wirst verabschiedet haben
- er/sie/es wird verabschiedet haben
- wir werden verabschiedet haben
- ihr werdet verabschiedet haben
- sie werden verabschiedet haben
Conditionalis I
- ik zou ontzetten
- jij zou ontzetten
- hij/zij/het zou ontzetten
- wij zouden ontzetten
- jullie zouden ontzetten
- zij zouden ontzetten
Futur I Konjunktiv II
- ich würde verabschieden
- du würdest verabschieden
- er/sie/es würde verabschieden
- wir würden verabschieden
- ihr würdet verabschieden
- sie würden verabschieden
Conditionalis II
- ik zou hebben ontzet
- jij zou hebben ontzet
- hij/zij/het zou hebben ontzet
- wij zouden hebben ontzet
- jullie zouden hebben ontzet
- zij zouden hebben ontzet
Futur II Konjunktiv II
- ich würde verabschiedet haben
- du würdest verabschiedet haben
- er/sie/es würde verabschiedet haben
- wir würden verabschiedet haben
- ihr würdet verabschiedet haben
- sie würden verabschiedet haben
Imperatief
- jij ontzet
- jullie ontzet
Imperativ
- du verabschiede
- ihr verabschiedet