Vervoeging van opbaggeren

Onbepaalde wijs (infinitief): opbaggeren

Vertaling: dragar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bagger op
  • jij baggert op
  • hij/zij/het baggert op
  • wij baggeren op
  • jullie baggeren op
  • zij baggeren op

Indicativo presente

  • yo drago
  • dragas
  • él/ella draga
  • nosotros dragamos
  • vosotros dragáis
  • ellos/ellas dragan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik baggerde op
  • jij baggerde op
  • hij/zij/het baggerde op
  • wij baggerden op
  • jullie baggerden op
  • zij baggerden op

Indefinido

  • yo dragué
  • dragaste
  • él/ella dragó
  • nosotros dragamos
  • vosotros dragasteis
  • ellos/ellas dragaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgebaggerd
  • jij hebt opgebaggerd
  • hij/zij/het heeft opgebaggerd
  • wij hebben opgebaggerd
  • jullie hebben opgebaggerd
  • zij hebben opgebaggerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he dragado
  • has dragado
  • él/ella ha dragado
  • nosotros hemos dragado
  • vosotros habéis dragado
  • ellos/ellas han dragado

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgebaggerd
  • jij had opgebaggerd
  • hij/zij/het had opgebaggerd
  • wij hadden opgebaggerd
  • jullie hadden opgebaggerd
  • zij hadden opgebaggerd

Pluscuamperfecto

  • yo había dragado
  • habías dragado
  • él/ella había dragado
  • nosotros habíamos dragado
  • vosotros habíais dragado
  • ellos/ellas habían dragado

Toekomende tijd I

  • ik zal opbaggeren
  • jij zult opbaggeren
  • hij/zij/het zal opbaggeren
  • wij zullen opbaggeren
  • jullie zullen opbaggeren
  • zij zullen opbaggeren

Futuro I

  • yo dragaré
  • dragarás
  • él/ella dragará
  • nosotros dragaremos
  • vosotros dragaréis
  • ellos/ellas dragarán

Toekomende tijd II

  • ik zal opgebaggerd hebben
  • jij zult opgebaggerd hebben
  • hij/zij/het zal opgebaggerd hebben
  • wij zullen opgebaggerd hebben
  • jullie zullen opgebaggerd hebben
  • zij zullen opgebaggerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré dragado
  • habrás dragado
  • él/ella habrá dragado
  • nosotros habremos dragado
  • vosotros habréis dragado
  • ellos/ellas habrán dragado

Conditionalis I

  • ik zou opbaggeren
  • jij zou opbaggeren
  • hij/zij/het zou opbaggeren
  • wij zouden opbaggeren
  • jullie zouden opbaggeren
  • zij zouden opbaggeren

Condicional

  • yo dragaría
  • dragarías
  • él/ella dragaría
  • nosotros dragaríamos
  • vosotros dragaríais
  • ellos/ellas dragarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgebaggerd
  • jij zou hebben opgebaggerd
  • hij/zij/het zou hebben opgebaggerd
  • wij zouden hebben opgebaggerd
  • jullie zouden hebben opgebaggerd
  • zij zouden hebben opgebaggerd

Condicional perfecto

  • yo habría dragado
  • habrías dragado
  • él/ella habría dragado
  • nosotros habríamos dragado
  • vosotros habríais dragado
  • ellos/ellas habrían dragado

Imperatief

  • jij bagger op
  • jullie baggert op

Imperativo presente

  • draga
  • vosotros dragad