Vervoeging van opborrelen

Onbepaalde wijs (infinitief): opborrelen

Vertaling: émaner

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het borrelt op
  • zij borrelen op

Présent

  • il/elle émane
  • ils/elles émanent

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het borrelde op
  • zij borrelden op

Indicatif imparfait

  • il/elle émanait
  • ils/elles émanaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is opgeborreld
  • zij zijn opgeborreld

Indicatif passé composé

  • il/elle a émané
  • ils/elles ont émané

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was opgeborreld
  • zij waren opgeborreld

Indicatif plus-que-parfait

  • il/elle avait émané
  • ils/elles avaient émané

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal opborrelen
  • zij zult opborrelen

Indicatif futur

  • il/elle émanera
  • ils/elles émaneront

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal opgeborreld zijn
  • zij zult opgeborreld zijn

Indicatif futur antérieur

  • il/elle aura émané
  • ils/elles auront émané

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal opborrelen
  • zij zullen opborrelen

Conditionnel présent

  • il/elle émanerait
  • ils/elles émaneraient

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn opgeborreld
  • zij zullen zijn opgeborreld

Conditionnel passé (1ère forme)

  • il/elle aurait émané
  • ils/elles auraient émané

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opborrelen