Vervoeging van opengaan
Onbepaalde wijs (infinitief): opengaan
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het gaat open
- zij gaan open
Präsens Indikativ
- er/sie/es geht auf
- sie gehen auf
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het ging open
- zij gingen open
Präteritum Indikativ
- er/sie/es ging auf
- sie gingen auf
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is opengegaan
- zij zijn opengegaan
Perfekt Indikativ
- er/sie/es ist aufgegangen
- sie sind aufgegangen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was opengegaan
- zij waren opengegaan
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es war aufgegangen
- sie waren aufgegangen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal opengaan
- zij zult opengaan
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird aufgehen
- sie werden aufgehen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal opengegaan zijn
- zij zult opengegaan zijn
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird aufgegangen sein
- sie werden aufgegangen sein
Conditionalis I
- hij/zij/het zal opengaan
- zij zullen opengaan
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde aufgehen
- sie würden aufgehen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn opengegaan
- zij zullen zijn opengegaan
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde aufgegangen sein
- sie würden aufgegangen sein