Vervoeging van opmarcheren
Onbepaalde wijs (infinitief): opmarcheren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het marcheert op
- zij marcheren op
Present
- he/she/it advances
- they advance
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het marcheerde op
- zij marcheerden op
Simple past
- he/she/it advanced
- they advanced
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is opgemarcheerd
- zij zijn opgemarcheerd
Present perfect
- he/she/it has advanced
- they have advanced
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was opgemarcheerd
- zij waren opgemarcheerd
Past perfect
- he/she/it had advanced
- they had advanced
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal opmarcheren
- zij zult opmarcheren
Future
- he/she/it will advance
- they will advance
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal opgemarcheerd zijn
- zij zult opgemarcheerd zijn
Future perfect
- he/she/it will have advanced
- they will have advanced
Conditionalis I
- hij/zij/het zal opmarcheren
- zij zullen opmarcheren
Conditional present
- he/she/it would advance
- they would advance
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn opgemarcheerd
- zij zullen zijn opgemarcheerd
Conditional perfect
- he/she/it would have advanced
- they would have advanced