Vervoeging van opnemen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem op
- jij neemt op
- hij/zij/het neemt op
- wij nemen op
- jullie nemen op
- zij nemen op
Präsens Indikativ
- ich messe auf
- du misst auf
- er/sie/es misst auf
- wir messen auf
- ihr messt auf
- sie messen auf
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam op
- jij nam op
- hij/zij/het nam op
- wij namen op
- jullie namen op
- zij namen op
Präteritum Indikativ
- ich maß auf
- du maßest auf
- er/sie/es maß auf
- wir maßen auf
- ihr maßt auf
- sie maßen auf
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgenomen
- jij hebt opgenomen
- hij/zij/het heeft opgenomen
- wij hebben opgenomen
- jullie hebben opgenomen
- zij hebben opgenomen
Perfekt Indikativ
- ich habe aufgemessen
- du hast aufgemessen
- er/sie/es hat aufgemessen
- wir haben aufgemessen
- ihr habt aufgemessen
- sie haben aufgemessen
Voltooid verleden tijd
- ik had opgenomen
- jij had opgenomen
- hij/zij/het had opgenomen
- wij hadden opgenomen
- jullie hadden opgenomen
- zij hadden opgenomen
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte aufgemessen
- du hattest aufgemessen
- er/sie/es hatte aufgemessen
- wir hatten aufgemessen
- ihr hattet aufgemessen
- sie hatten aufgemessen
Toekomende tijd I
- ik zal opnemen
- jij zult opnemen
- hij/zij/het zal opnemen
- wij zullen opnemen
- jullie zullen opnemen
- zij zullen opnemen
Futur I Indikativ
- ich werde aufmessen
- du wirst aufmessen
- er/sie/es wird aufmessen
- wir werden aufmessen
- ihr werdet aufmessen
- sie werden aufmessen
Toekomende tijd II
- ik zal opgenomen hebben
- jij zult opgenomen hebben
- hij/zij/het zal opgenomen hebben
- wij zullen opgenomen hebben
- jullie zullen opgenomen hebben
- zij zullen opgenomen hebben
Futur II Indikativ
- ich werde aufgemessen haben
- du wirst aufgemessen haben
- er/sie/es wird aufgemessen haben
- wir werden aufgemessen haben
- ihr werdet aufgemessen haben
- sie werden aufgemessen haben
Conditionalis I
- ik zou opnemen
- jij zou opnemen
- hij/zij/het zou opnemen
- wij zouden opnemen
- jullie zouden opnemen
- zij zouden opnemen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde aufmessen
- du würdest aufmessen
- er/sie/es würde aufmessen
- wir würden aufmessen
- ihr würdet aufmessen
- sie würden aufmessen
Conditionalis II
- ik zou hebben opgenomen
- jij zou hebben opgenomen
- hij/zij/het zou hebben opgenomen
- wij zouden hebben opgenomen
- jullie zouden hebben opgenomen
- zij zouden hebben opgenomen
Futur II Konjunktiv II
- ich würde aufgemessen haben
- du würdest aufgemessen haben
- er/sie/es würde aufgemessen haben
- wir würden aufgemessen haben
- ihr würdet aufgemessen haben
- sie würden aufgemessen haben
Imperatief
- jij neem op
- jullie neemt op
Imperativ
- du miss auf
- ihr messt auf