Vervoeging van opscharrelen

Onbepaalde wijs (infinitief): opscharrelen

Vertaling: to ferret

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik scharrel op
  • jij scharrelt op
  • hij/zij/het scharrelt op
  • wij scharrelen op
  • jullie scharrelen op
  • zij scharrelen op

Present

  • I ferret
  • you ferret
  • he/she/it ferrets
  • we ferret
  • you ferret
  • they ferret

Onvoltooid verleden tijd

  • ik scharrelde op
  • jij scharrelde op
  • hij/zij/het scharrelde op
  • wij scharrelden op
  • jullie scharrelden op
  • zij scharrelden op

Simple past

  • I ferreted
  • you ferreted
  • he/she/it ferreted
  • we ferreted
  • you ferreted
  • they ferreted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgescharreld
  • jij hebt opgescharreld
  • hij/zij/het heeft opgescharreld
  • wij hebben opgescharreld
  • jullie hebben opgescharreld
  • zij hebben opgescharreld

Present perfect

  • I have ferreted
  • you have ferreted
  • he/she/it has ferreted
  • we have ferreted
  • you have ferreted
  • they have ferreted

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgescharreld
  • jij had opgescharreld
  • hij/zij/het had opgescharreld
  • wij hadden opgescharreld
  • jullie hadden opgescharreld
  • zij hadden opgescharreld

Past perfect

  • I had ferreted
  • you had ferreted
  • he/she/it had ferreted
  • we had ferreted
  • you had ferreted
  • they had ferreted

Toekomende tijd I

  • ik zal opscharrelen
  • jij zult opscharrelen
  • hij/zij/het zal opscharrelen
  • wij zullen opscharrelen
  • jullie zullen opscharrelen
  • zij zullen opscharrelen

Future

  • I will ferret
  • you will ferret
  • he/she/it will ferret
  • we will ferret
  • you will ferret
  • they will ferret

Toekomende tijd II

  • ik zal opgescharreld hebben
  • jij zult opgescharreld hebben
  • hij/zij/het zal opgescharreld hebben
  • wij zullen opgescharreld hebben
  • jullie zullen opgescharreld hebben
  • zij zullen opgescharreld hebben

Future perfect

  • I will have ferreted
  • you will have ferreted
  • he/she/it will have ferreted
  • we will have ferreted
  • you will have ferreted
  • they will have ferreted

Conditionalis I

  • ik zou opscharrelen
  • jij zou opscharrelen
  • hij/zij/het zou opscharrelen
  • wij zouden opscharrelen
  • jullie zouden opscharrelen
  • zij zouden opscharrelen

Conditional present

  • I would ferret
  • you would ferret
  • he/she/it would ferret
  • we would ferret
  • you would ferret
  • they would ferret

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgescharreld
  • jij zou hebben opgescharreld
  • hij/zij/het zou hebben opgescharreld
  • wij zouden hebben opgescharreld
  • jullie zouden hebben opgescharreld
  • zij zouden hebben opgescharreld

Conditional perfect

  • I would have ferreted
  • you would have ferreted
  • he/she/it would have ferreted
  • we would have ferreted
  • you would have ferreted
  • they would have ferreted

Imperatief

  • jij scharrel op
  • jullie scharrelt op

Imperative

  • you ferret
  • you ferret

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opscharrelen