Vervoeging van opschikken

Onbepaalde wijs (infinitief): opschikken

Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik schik op
    • jij schikt op
    • hij/zij/het schikt op
    • wij schikken op
    • jullie schikken op
    • zij schikken op
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik schikte op
    • jij schikte op
    • hij/zij/het schikte op
    • wij schikten op
    • jullie schikten op
    • zij schikten op
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb opgeschikt
    • jij hebt opgeschikt
    • hij/zij/het heeft opgeschikt
    • wij hebben opgeschikt
    • jullie hebben opgeschikt
    • zij hebben opgeschikt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had opgeschikt
    • jij had opgeschikt
    • hij/zij/het had opgeschikt
    • wij hadden opgeschikt
    • jullie hadden opgeschikt
    • zij hadden opgeschikt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal opschikken
    • jij zult opschikken
    • hij/zij/het zal opschikken
    • wij zullen opschikken
    • jullie zullen opschikken
    • zij zullen opschikken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal opgeschikt hebben
    • jij zult opgeschikt hebben
    • hij/zij/het zal opgeschikt hebben
    • wij zullen opgeschikt hebben
    • jullie zullen opgeschikt hebben
    • zij zullen opgeschikt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou opschikken
    • jij zou opschikken
    • hij/zij/het zou opschikken
    • wij zouden opschikken
    • jullie zouden opschikken
    • zij zouden opschikken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben opgeschikt
    • jij zou hebben opgeschikt
    • hij/zij/het zou hebben opgeschikt
    • wij zouden hebben opgeschikt
    • jullie zouden hebben opgeschikt
    • zij zouden hebben opgeschikt
  • Imperatief

    • jij schik op
    • jullie schikt op

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opschikken