Vervoeging van opvieren

Vertaling: to flag

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vier op
  • jij viert op
  • hij/zij/het viert op
  • wij vieren op
  • jullie vieren op
  • zij vieren op

Present

  • I flag
  • you flag
  • he/she/it flags
  • we flag
  • you flag
  • they flag

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vierde op
  • jij vierde op
  • hij/zij/het vierde op
  • wij vierden op
  • jullie vierden op
  • zij vierden op

Simple past

  • I flagged
  • you flagged
  • he/she/it flagged
  • we flagged
  • you flagged
  • they flagged

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgevierd
  • jij hebt opgevierd
  • hij/zij/het heeft opgevierd
  • wij hebben opgevierd
  • jullie hebben opgevierd
  • zij hebben opgevierd

Present perfect

  • I have flagged
  • you have flagged
  • he/she/it has flagged
  • we have flagged
  • you have flagged
  • they have flagged

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgevierd
  • jij had opgevierd
  • hij/zij/het had opgevierd
  • wij hadden opgevierd
  • jullie hadden opgevierd
  • zij hadden opgevierd

Past perfect

  • I had flagged
  • you had flagged
  • he/she/it had flagged
  • we had flagged
  • you had flagged
  • they had flagged

Toekomende tijd I

  • ik zal opvieren
  • jij zult opvieren
  • hij/zij/het zal opvieren
  • wij zullen opvieren
  • jullie zullen opvieren
  • zij zullen opvieren

Future

  • I will flag
  • you will flag
  • he/she/it will flag
  • we will flag
  • you will flag
  • they will flag

Toekomende tijd II

  • ik zal opgevierd hebben
  • jij zult opgevierd hebben
  • hij/zij/het zal opgevierd hebben
  • wij zullen opgevierd hebben
  • jullie zullen opgevierd hebben
  • zij zullen opgevierd hebben

Future perfect

  • I will have flagged
  • you will have flagged
  • he/she/it will have flagged
  • we will have flagged
  • you will have flagged
  • they will have flagged

Conditionalis I

  • ik zou opvieren
  • jij zou opvieren
  • hij/zij/het zou opvieren
  • wij zouden opvieren
  • jullie zouden opvieren
  • zij zouden opvieren

Conditional present

  • I would flag
  • you would flag
  • he/she/it would flag
  • we would flag
  • you would flag
  • they would flag

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgevierd
  • jij zou hebben opgevierd
  • hij/zij/het zou hebben opgevierd
  • wij zouden hebben opgevierd
  • jullie zouden hebben opgevierd
  • zij zouden hebben opgevierd

Conditional perfect

  • I would have flagged
  • you would have flagged
  • he/she/it would have flagged
  • we would have flagged
  • you would have flagged
  • they would have flagged

Imperatief

  • jij vier op
  • jullie viert op

Imperative

  • you flag
  • you flag