Vervoeging van opwinden
Onbepaalde wijs (infinitief): opwinden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wind op
- jij windt op
- hij/zij/het windt op
- wij winden op
- jullie winden op
- zij winden op
Indicativo presente
- yo agito
- tú agitas
- él/ella agita
- nosotros agitamos
- vosotros agitáis
- ellos/ellas agitan
Onvoltooid verleden tijd
- ik wond op
- jij wond op
- hij/zij/het wond op
- wij wonden op
- jullie wonden op
- zij wonden op
Indefinido
- yo agité
- tú agitaste
- él/ella agitó
- nosotros agitamos
- vosotros agitasteis
- ellos/ellas agitaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgewonden
- jij hebt opgewonden
- hij/zij/het heeft opgewonden
- wij hebben opgewonden
- jullie hebben opgewonden
- zij hebben opgewonden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he agitado
- tú has agitado
- él/ella ha agitado
- nosotros hemos agitado
- vosotros habéis agitado
- ellos/ellas han agitado
Voltooid verleden tijd
- ik had opgewonden
- jij had opgewonden
- hij/zij/het had opgewonden
- wij hadden opgewonden
- jullie hadden opgewonden
- zij hadden opgewonden
Pluscuamperfecto
- yo había agitado
- tú habías agitado
- él/ella había agitado
- nosotros habíamos agitado
- vosotros habíais agitado
- ellos/ellas habían agitado
Toekomende tijd I
- ik zal opwinden
- jij zult opwinden
- hij/zij/het zal opwinden
- wij zullen opwinden
- jullie zullen opwinden
- zij zullen opwinden
Futuro I
- yo agitaré
- tú agitarás
- él/ella agitará
- nosotros agitaremos
- vosotros agitaréis
- ellos/ellas agitarán
Toekomende tijd II
- ik zal opgewonden hebben
- jij zult opgewonden hebben
- hij/zij/het zal opgewonden hebben
- wij zullen opgewonden hebben
- jullie zullen opgewonden hebben
- zij zullen opgewonden hebben
Futuro perfecto
- yo habré agitado
- tú habrás agitado
- él/ella habrá agitado
- nosotros habremos agitado
- vosotros habréis agitado
- ellos/ellas habrán agitado
Conditionalis I
- ik zou opwinden
- jij zou opwinden
- hij/zij/het zou opwinden
- wij zouden opwinden
- jullie zouden opwinden
- zij zouden opwinden
Condicional
- yo agitaría
- tú agitarías
- él/ella agitaría
- nosotros agitaríamos
- vosotros agitaríais
- ellos/ellas agitarían
Conditionalis II
- ik zou hebben opgewonden
- jij zou hebben opgewonden
- hij/zij/het zou hebben opgewonden
- wij zouden hebben opgewonden
- jullie zouden hebben opgewonden
- zij zouden hebben opgewonden
Condicional perfecto
- yo habría agitado
- tú habrías agitado
- él/ella habría agitado
- nosotros habríamos agitado
- vosotros habríais agitado
- ellos/ellas habrían agitado
Imperatief
- jij wind op
- jullie windt op
Imperativo presente
- tú agita
- vosotros agitad