Vervoeging van overplanten

Onbepaalde wijs (infinitief): overplanten

Vertaling: trasplantar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik plant over
  • jij plant over
  • hij/zij/het plant over
  • wij planten over
  • jullie planten over
  • zij planten over

Indicativo presente

  • yo trasplanto
  • trasplantas
  • él/ella trasplanta
  • nosotros trasplantamos
  • vosotros trasplantáis
  • ellos/ellas trasplantan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik plantte over
  • jij plantte over
  • hij/zij/het plantte over
  • wij plantten over
  • jullie plantten over
  • zij plantten over

Indefinido

  • yo trasplanté
  • trasplantaste
  • él/ella trasplantó
  • nosotros trasplantamos
  • vosotros trasplantasteis
  • ellos/ellas trasplantaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb overgeplant
  • jij hebt overgeplant
  • hij/zij/het heeft overgeplant
  • wij hebben overgeplant
  • jullie hebben overgeplant
  • zij hebben overgeplant

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he trasplantado
  • has trasplantado
  • él/ella ha trasplantado
  • nosotros hemos trasplantado
  • vosotros habéis trasplantado
  • ellos/ellas han trasplantado

Voltooid verleden tijd

  • ik had overgeplant
  • jij had overgeplant
  • hij/zij/het had overgeplant
  • wij hadden overgeplant
  • jullie hadden overgeplant
  • zij hadden overgeplant

Pluscuamperfecto

  • yo había trasplantado
  • habías trasplantado
  • él/ella había trasplantado
  • nosotros habíamos trasplantado
  • vosotros habíais trasplantado
  • ellos/ellas habían trasplantado

Toekomende tijd I

  • ik zal overplanten
  • jij zult overplanten
  • hij/zij/het zal overplanten
  • wij zullen overplanten
  • jullie zullen overplanten
  • zij zullen overplanten

Futuro I

  • yo trasplantaré
  • trasplantarás
  • él/ella trasplantará
  • nosotros trasplantaremos
  • vosotros trasplantaréis
  • ellos/ellas trasplantarán

Toekomende tijd II

  • ik zal overgeplant hebben
  • jij zult overgeplant hebben
  • hij/zij/het zal overgeplant hebben
  • wij zullen overgeplant hebben
  • jullie zullen overgeplant hebben
  • zij zullen overgeplant hebben

Futuro perfecto

  • yo habré trasplantado
  • habrás trasplantado
  • él/ella habrá trasplantado
  • nosotros habremos trasplantado
  • vosotros habréis trasplantado
  • ellos/ellas habrán trasplantado

Conditionalis I

  • ik zou overplanten
  • jij zou overplanten
  • hij/zij/het zou overplanten
  • wij zouden overplanten
  • jullie zouden overplanten
  • zij zouden overplanten

Condicional

  • yo trasplantaría
  • trasplantarías
  • él/ella trasplantaría
  • nosotros trasplantaríamos
  • vosotros trasplantaríais
  • ellos/ellas trasplantarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben overgeplant
  • jij zou hebben overgeplant
  • hij/zij/het zou hebben overgeplant
  • wij zouden hebben overgeplant
  • jullie zouden hebben overgeplant
  • zij zouden hebben overgeplant

Condicional perfecto

  • yo habría trasplantado
  • habrías trasplantado
  • él/ella habría trasplantado
  • nosotros habríamos trasplantado
  • vosotros habríais trasplantado
  • ellos/ellas habrían trasplantado

Imperatief

  • jij plant over
  • jullie plant over

Imperativo presente

  • trasplanta
  • vosotros trasplantad

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van overplanten