Vervoeging van overschakelen

Onbepaalde wijs (infinitief): overschakelen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schakel over
  • jij schakelt over
  • hij/zij/het schakelt over
  • wij schakelen over
  • jullie schakelen over
  • zij schakelen over

Präsens Indikativ

  • ich schalte um
  • du schaltest um
  • er/sie/es schaltet um
  • wir schalten um
  • ihr schaltet um
  • sie schalten um

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schakelde over
  • jij schakelde over
  • hij/zij/het schakelde over
  • wij schakelden over
  • jullie schakelden over
  • zij schakelden over

Präteritum Indikativ

  • ich schaltete um
  • du schaltetest um
  • er/sie/es schaltete um
  • wir schalteten um
  • ihr schaltetet um
  • sie schalteten um

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb overgeschakeld
  • jij hebt overgeschakeld
  • hij/zij/het heeft overgeschakeld
  • wij hebben overgeschakeld
  • jullie hebben overgeschakeld
  • zij hebben overgeschakeld

Perfekt Indikativ

  • ich habe umgeschaltet
  • du hast umgeschaltet
  • er/sie/es hat umgeschaltet
  • wir haben umgeschaltet
  • ihr habt umgeschaltet
  • sie haben umgeschaltet

Voltooid verleden tijd

  • ik had overgeschakeld
  • jij had overgeschakeld
  • hij/zij/het had overgeschakeld
  • wij hadden overgeschakeld
  • jullie hadden overgeschakeld
  • zij hadden overgeschakeld

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte umgeschaltet
  • du hattest umgeschaltet
  • er/sie/es hatte umgeschaltet
  • wir hatten umgeschaltet
  • ihr hattet umgeschaltet
  • sie hatten umgeschaltet

Toekomende tijd I

  • ik zal overschakelen
  • jij zult overschakelen
  • hij/zij/het zal overschakelen
  • wij zullen overschakelen
  • jullie zullen overschakelen
  • zij zullen overschakelen

Futur I Indikativ

  • ich werde umschalten
  • du wirst umschalten
  • er/sie/es wird umschalten
  • wir werden umschalten
  • ihr werdet umschalten
  • sie werden umschalten

Toekomende tijd II

  • ik zal overgeschakeld hebben
  • jij zult overgeschakeld hebben
  • hij/zij/het zal overgeschakeld hebben
  • wij zullen overgeschakeld hebben
  • jullie zullen overgeschakeld hebben
  • zij zullen overgeschakeld hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde umgeschaltet haben
  • du wirst umgeschaltet haben
  • er/sie/es wird umgeschaltet haben
  • wir werden umgeschaltet haben
  • ihr werdet umgeschaltet haben
  • sie werden umgeschaltet haben

Conditionalis I

  • ik zou overschakelen
  • jij zou overschakelen
  • hij/zij/het zou overschakelen
  • wij zouden overschakelen
  • jullie zouden overschakelen
  • zij zouden overschakelen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde umschalten
  • du würdest umschalten
  • er/sie/es würde umschalten
  • wir würden umschalten
  • ihr würdet umschalten
  • sie würden umschalten

Conditionalis II

  • ik zou hebben overgeschakeld
  • jij zou hebben overgeschakeld
  • hij/zij/het zou hebben overgeschakeld
  • wij zouden hebben overgeschakeld
  • jullie zouden hebben overgeschakeld
  • zij zouden hebben overgeschakeld

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde umgeschaltet haben
  • du würdest umgeschaltet haben
  • er/sie/es würde umgeschaltet haben
  • wir würden umgeschaltet haben
  • ihr würdet umgeschaltet haben
  • sie würden umgeschaltet haben

Imperatief

  • jij schakel over
  • jullie schakelt over

Imperativ

  • du schalte um
  • ihr schaltet um

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van overschakelen