Vervoeging van pagineren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik pagineer
  • jij pagineert
  • hij/zij/het pagineert
  • wij pagineren
  • jullie pagineren
  • zij pagineren

Present

  • I foliate
  • you foliate
  • he/she/it foliates
  • we foliate
  • you foliate
  • they foliate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik pagineerde
  • jij pagineerde
  • hij/zij/het pagineerde
  • wij pagineerden
  • jullie pagineerden
  • zij pagineerden

Simple past

  • I foliated
  • you foliated
  • he/she/it foliated
  • we foliated
  • you foliated
  • they foliated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gepagineerd
  • jij hebt gepagineerd
  • hij/zij/het heeft gepagineerd
  • wij hebben gepagineerd
  • jullie hebben gepagineerd
  • zij hebben gepagineerd

Present perfect

  • I have foliated
  • you have foliated
  • he/she/it has foliated
  • we have foliated
  • you have foliated
  • they have foliated

Voltooid verleden tijd

  • ik had gepagineerd
  • jij had gepagineerd
  • hij/zij/het had gepagineerd
  • wij hadden gepagineerd
  • jullie hadden gepagineerd
  • zij hadden gepagineerd

Past perfect

  • I had foliated
  • you had foliated
  • he/she/it had foliated
  • we had foliated
  • you had foliated
  • they had foliated

Toekomende tijd I

  • ik zal pagineren
  • jij zult pagineren
  • hij/zij/het zal pagineren
  • wij zullen pagineren
  • jullie zullen pagineren
  • zij zullen pagineren

Future

  • I will foliate
  • you will foliate
  • he/she/it will foliate
  • we will foliate
  • you will foliate
  • they will foliate

Toekomende tijd II

  • ik zal gepagineerd hebben
  • jij zult gepagineerd hebben
  • hij/zij/het zal gepagineerd hebben
  • wij zullen gepagineerd hebben
  • jullie zullen gepagineerd hebben
  • zij zullen gepagineerd hebben

Future perfect

  • I will have foliated
  • you will have foliated
  • he/she/it will have foliated
  • we will have foliated
  • you will have foliated
  • they will have foliated

Conditionalis I

  • ik zou pagineren
  • jij zou pagineren
  • hij/zij/het zou pagineren
  • wij zouden pagineren
  • jullie zouden pagineren
  • zij zouden pagineren

Conditional present

  • I would foliate
  • you would foliate
  • he/she/it would foliate
  • we would foliate
  • you would foliate
  • they would foliate

Conditionalis II

  • ik zou hebben gepagineerd
  • jij zou hebben gepagineerd
  • hij/zij/het zou hebben gepagineerd
  • wij zouden hebben gepagineerd
  • jullie zouden hebben gepagineerd
  • zij zouden hebben gepagineerd

Conditional perfect

  • I would have foliated
  • you would have foliated
  • he/she/it would have foliated
  • we would have foliated
  • you would have foliated
  • they would have foliated

Imperatief

  • jij pagineer
  • jullie pagineert

Imperative

  • you foliate
  • you foliate