Vervoeging van palpitate

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it palpitates
  • they palpitate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het palpiteert
  • zij palpiteren

Simple past

  • he/she/it palpitated
  • they palpitated

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het palpiteerde
  • zij palpiteerden

Present perfect

  • he/she/it has palpitated
  • they have palpitated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gepalpiteerd
  • zij hebben gepalpiteerd

Past perfect

  • he/she/it had palpitated
  • they had palpitated

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gepalpiteerd
  • zij hadden gepalpiteerd

Future

  • he/she/it will palpitate
  • they will palpitate

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal palpiteren
  • zij zult palpiteren

Future perfect

  • he/she/it will have palpitated
  • they will have palpitated

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gepalpiteerd hebben
  • zij zult gepalpiteerd hebben

Conditional present

  • he/she/it would palpitate
  • they would palpitate

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal palpiteren
  • zij zullen palpiteren

Conditional perfect

  • he/she/it would have palpitated
  • they would have palpitated

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gepalpiteerd
  • zij zullen hebben gepalpiteerd

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van palpitate