Vervoeging van passen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het past

Präsens Indikativ

  • er/sie/es gebührt

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het paste

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es gebührte

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gepast

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es hat gebührt

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gepast

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es hatte gebührt

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal passen

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird gebühren

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gepast hebben

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird gebührt haben

Conditionalis I

  • hij/zij/het zou passen

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde gebühren

Conditionalis II

  • hij/zij/het zou hebben gepast

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde gebührt haben

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van passen