Vervoeging van passeren

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik passeer
  • jij passeert
  • hij/zij/het passeert
  • wij passeren
  • jullie passeren
  • zij passeren

Présent

  • j'ignore
  • tu ignores
  • il/elle ignore
  • nous ignorons
  • vous ignorez
  • ils/elles ignorent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik passeerde
  • jij passeerde
  • hij/zij/het passeerde
  • wij passeerden
  • jullie passeerden
  • zij passeerden

Indicatif imparfait

  • j'ignorais
  • tu ignorais
  • il/elle ignorait
  • nous ignorions
  • vous ignoriez
  • ils/elles ignoraient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gepasseerd
  • jij hebt gepasseerd
  • hij/zij/het heeft gepasseerd
  • wij hebben gepasseerd
  • jullie hebben gepasseerd
  • zij hebben gepasseerd

Indicatif passé composé

  • j'ai ignoré
  • tu as ignoré
  • il/elle a ignoré
  • nous avons ignoré
  • vous avez ignoré
  • ils/elles ont ignoré

Voltooid verleden tijd

  • ik had gepasseerd
  • jij had gepasseerd
  • hij/zij/het had gepasseerd
  • wij hadden gepasseerd
  • jullie hadden gepasseerd
  • zij hadden gepasseerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais ignoré
  • tu avais ignoré
  • il/elle avait ignoré
  • nous avions ignoré
  • vous aviez ignoré
  • ils/elles avaient ignoré

Toekomende tijd I

  • ik zal passeren
  • jij zult passeren
  • hij/zij/het zal passeren
  • wij zullen passeren
  • jullie zullen passeren
  • zij zullen passeren

Indicatif futur

  • j'ignorerai
  • tu ignoreras
  • il/elle ignorera
  • nous ignorerons
  • vous ignorerez
  • ils/elles ignoreront

Toekomende tijd II

  • ik zal gepasseerd hebben
  • jij zult gepasseerd hebben
  • hij/zij/het zal gepasseerd hebben
  • wij zullen gepasseerd hebben
  • jullie zullen gepasseerd hebben
  • zij zullen gepasseerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai ignoré
  • tu auras ignoré
  • il/elle aura ignoré
  • nous aurons ignoré
  • vous aurez ignoré
  • ils/elles auront ignoré

Conditionalis I

  • ik zou passeren
  • jij zou passeren
  • hij/zij/het zou passeren
  • wij zouden passeren
  • jullie zouden passeren
  • zij zouden passeren

Conditionnel présent

  • j'ignorerais
  • tu ignorerais
  • il/elle ignorerait
  • nous ignorerions
  • vous ignoreriez
  • ils/elles ignoreraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gepasseerd
  • jij zou hebben gepasseerd
  • hij/zij/het zou hebben gepasseerd
  • wij zouden hebben gepasseerd
  • jullie zouden hebben gepasseerd
  • zij zouden hebben gepasseerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais ignoré
  • tu aurais ignoré
  • il/elle aurait ignoré
  • nous aurions ignoré
  • vous auriez ignoré
  • ils/elles auraient ignoré

Imperatief

  • jij passeer
  • jullie passeert

Impératif

  • tu ignore
  • vous ignorez

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van passeren